Ein-groep. Het tweede deel van het schema bestaat uit de ein-groep. In tegenstelling tot de lidwoorden bij de der-groep zijn de lidwoorden in deze groep juist onbepaald. Hieronder zie je welk lidwoord je bij welke naamval gebruikt voor de verschillende geslachten.
Bij de ein-groep horen ein- (een), kein- (geen) en de bezittelijke voornaamwoorden mein- (mijn), dein- (jouw), sein- (zijn), ihr- (haar), unser- (onze), euer- / eur- (jullie), ihr- (hun) en Ihr- (uw).
In het Nederlands kan je de der-groep het beste zien als 'de/het'. De ein-groep is in het Nederlands 'een'. Wanneer je in het Nederlands dus 'de' of 'het' gebruikt, gebruik je in het Duits de der-groep.En gebruik je in het Nederlands 'een', dan kies je voor de ein-groep.
uitdrukt, dan volgt de vierde naamval. Indien het werkwoord + keuzevoorzetsel geen van deze uitdrukt, dan geldt de 7/2 regel: an, hinter, neben, in, unter, vor en zwischen krijgen de derde naamval en auf en über krijgen de vierde naamval.
De bezittelijke voornaamwoorden in het Duits
mein = mijn. dein = jouw, je. sein = zijn. ihr = haar.
De eerste naamval (nominatief)
De eerste naamval is de meest voorkomende en meest gemakkelijke naamval. De eerste naamval wordt gebruikt voor het onderwerp en het naamwoordelijk gezegde na de koppelwerkwoorden 'sein' (zijn), 'werden' (worden) en 'bleiben' (blijven). Alle Duitse woorden hebben een geslacht (m, v of o).
Bij een zinsontleding vraag je altijd eerst naar het onderwerp. In dit geval is dan de vraag: Wer schießt ein Tor? (Wie maakt een doelpunt?). Het antwoord daarop is: der Fußballer (de voetballer). 'Fußballer' is het onderwerp van de zin en staat dus in de nominatief.
Voorzetsels zijn korte woorden zoals 'an, von, durch'. Ze staan ofwel bij een zelfstandig naamwoord (vb. Haus) ofwel bij een voornaamwoord (vb. mich).
Het meervoud van “de groep” is bijvoorbeeld “de groepen”. Nu weet je zeker dat “de groep” het enkelvoud is. Een uitzondering hierop is “het personeel”. Dit woord kent geen meervoud en is daarom altijd enkelvoudig.
Datief: derde naamval
Het meewerkend voorwerp staat in het Duits in de derde naamval, ook wel datief genoemd. Voor dit zinsdeel kun je bijna altijd 'aan' of 'voor' zetten of denken. Toch zie je deze woorden nooit staan in Duitse vertalingen. Dit komt doordat 'aan' en 'voor' in het Duits niet vertaald worden.
'Der Dativ' is de derde naamval in het Duits.Het wordt gebruikt voor het meewerkend voorwerp . Je weet of iets een meewerkend voorwerp is door te kijken of je er aan/voor voor kunt plakken. Is dat het geval, dan heb je te maken met een meewerkend voorwerp!
Beide. 'Dein und Mein' is voor enkelvoud mannelijk en onzijdig.'Deine und Meine' is voor enkelvoud vrouwelijk en alle meervouden.
In de eerste naamval (normale vorm in de eerste klas) gebruik je ein voor mannelijke en onzijdige woorden. Bijvoorbeeld: Ein Mann, Ein Kind. Eine gebruik je voor vrouwelijke woorden en woorden in het meervoud. Bijvoorbeeld: Eine Frau.
Lezen in groep 3: maan, roos, vis
Maan, roos, vis: misschien ken je zelf deze eerste woordjes nog wel. Je kind leert deze woorden nu ook lezen, net als andere woorden met drie of vier letters. Hoewel tegenwoordig meestal niet meer gestart wordt met 'maan', maar vaak met: ik – maan – roos – vis.
De lidwoorden der, die en das behoren tot de DER-groep en veranderen van vorm als de naamval, het geslacht of het getal verandert. De woorden dies-, jed-, manch-, welch-, solch- en all- behoren ook tot de DER-groep. De uitgangen volgen uit de tabel.
auf en über (in de betekenis 'over'): vrijwel altijd 4e naamval. alle andere voorzetsels uit deze categorie: 3e naamval.
Het wederkerend voornaamwoord staat in de 4e naamval wanneer er géén lijdend voorwerp in de zin staat. Ich wasche mich. Zodra er wél een lijdend voorwerp (voorbeeld: “die Haare”) in de zin staat, staat het wederkerend voornaamwoord in de 3e naamval. Voorbeeld: Ich wasche mir die Haare.
Zakelijk gezien spreek je anderen met “Sie” aan. Een “hogere” partij kan het initiatief tot “duzen” (tutoyeren) nemen. Dit moet je serieus opvatten, want Duitsers zien het aanbieden van “du” als een echte toenadering.
Als er geen sprake is van een tijdstip, je ergens bevinden of iets dat in beweging is of zich verplaatst dan kun je de 7/2 regel toepassen. Deze regelt stelt dat auf en über altijd de vierde naamval krijgen en de rest van de voorzetsels de derde naamval.
Een naamval (Kasus/Fall) is een grammaticale categorie die aangeeft welke functie een naamwoordgroep in de zin heeft.
De genitief van lidwoorden en zelfstandige naamwoorden kan in het Nederlands als volgt worden weergegeven: mannelijk/onzijdig enkelvoud: des man(ne)s, eens/enes man(ne)s; des heren. vrouwelijk enkelvoud: der vrouw, ener vrouw.