De debroglie-golflengte, λ = h/p, geeft een indicatie voor de onbepaaldheid van de positie van een deeltje. Het deeltje kan bij een meting binnen een gebiedje van die orde van grootte worden aangetroffen.
Elektronen met een snelheid van 2,0*10^6 m/s hebben een golflengte van 0,36 nm.
De golflengte (symbool: λ) van een periodiek verschijnsel is de lengte van een golf. Dat wil zeggen de afstand tussen twee opeenvolgende punten met dezelfde fase, zoals de toppen van een sinusvormige golf.
De kwantumfysica is dus gebaseerd op kans en het interferentiepatroon geeft ons hoe groot deze kans is. We noemen dit patroon dan ook een waarschijnlijkheidsverdeling. We gebruiken voor deze kansverdeling ook wel het symbool P(x), waarbij de x aangeeft dat de kans P afhankelijk is van de plaats x waar gemeten wordt.
Een deeltje wat zich in een diepe put bevindt (ook wel deeltje-in-een-doos of een energieput genoemd) kan alle snelheden hebben en dus ook alle kinetische energieen. Wanneer het deeltje quantumeffecten vertoont blijkt dat maar bepaalde energiën zijn toegestaan.
Het molecuul bestaat uit atomen, die zijn opgebouwd uit een kern met elektronen eromheen. Maar dan ben je er nog niet. In de kern zitten protonen (positief geladen) en neutronen (neutraal geladen). Deze kerndeeltjes zijn op hun beurt weer opgebouwd uit quarks, de kleinste deeltjes tot nu toe bekend.
Een atoomkern is ongeveer 10−14 m (10 femtometer ofwel een tienduizendste ångström) groot. Subatomaire deeltjes zijn kleiner dan het atoom en de atoomkern. Sommige zijn elementair, dus ondeelbaar, andere bestaan uit een aantal elementaire deeltjes tezamen. Ze zijn minder dan 1 femtometer (10−15 m) in middellijn.
In de kansrekening en de statistiek is de discrete uniforme kansverdeling, ook homogene verdeling genoemd, een discrete kansverdeling op een eindig aantal uitkomsten die alle even waarschijnlijk zijn.
Ψ is de Griekse letter 'psi' die je uitspreekt als 'ps' zoals in 'pseudo'. Bij de waarschijnlijkheid om een deeltje aan te treffen, gaat het om de grootte van het gebied en om de functie Ψ.
Een trilling is een zich herhalende beweging rond een evenwichtsstand. Met trillingstijd wordt de tijd bedoeld voor het uitvoeren van een triling. Frequentie is het aantal trillingen binnen 1 seconde, eenheid Hertz (Hz). De grootste uitwijking die tijdens een trilling bereikt wordt wordt de amplitude genoemd.
De grootte van de energie van het foton bepaalt de frequentie en dus de golflengte, en daarmee de kleur van het uitgezonden licht.
De frequentie geeft aan hoeveel golven er per seconde langs een bepaald punt komen en de golflengte zegt hoe lang één golf is.
De kleur van het licht wordt bepaald door de intensiteit van de verschillende golflengten. Het volledige spectrum van het binnenkomende licht bij een voorwerp bepaalt het visuele voorkomen van het voorwerp, inclusief de kleurwaarneming. Een oppervlak dat alle golflengten volledig absorbeert, wordt zwart genoemd.
De golflengte wordt aangegeven in meters en is, zoals het woord al zegt, de lengte van de golf. In onderstaande afbeelding is een golf te zien. De golfsnelheid, in meter per seconde, is de snelheid waarmee de golf zich voortbeweegt. De frequentie geeft aan hoe vaak een golf voorkomt binnen een bepaalde tijd.
Zoals je ziet is zichtbaar licht maar een heel klein deel van het hele spectrum. De golflengte van zichtbaar licht valt tussen de 400 nm (violet) en 700 nm (rood).
Discrete variabelen zijn variabelen die geen tussenwaarden kunnen aannemen. Bijvoorbeeld het aantal kinderen in een gezin, een score op een toets van veertig meerkeuzevragen, leeftijd, schoenmaat, enzovoort. Continue variabelen zijn variabelen als lengte, gewicht, buitentemperatuur, tijd, enzovoort.
De Empirische Regels zijn een set van drie statistische regels die worden gebruikt om de verdeling van gegevens te beoordelen en het bereik van waarden binnen een dataset te bepalen. Deze regels gelden alleen bij een normale verdeling, wat betekent dat de gegevens symmetrisch rond het gemiddelde zijn verdeeld.
Wat is een normale verdeling? Er zijn twee parameters die bepalen hoe de normale verdeling eruitziet: het gemiddelde en de standaarddeviatie. Binnen één standaarddeviatie ligt 68,2% van de observaties (34,1% + 34,1%), binnen twee standaarddeviaties 95,2% en binnen drie standaarddeviaties 99,6%.
De normale verdeling is een kansverdeling die beschrijft hoe data verspreid zijn. Normaal verdeelde data hebben de volgende eigenschappen: Observaties rond het gemiddelde zijn het waarschijnlijkst. Hoe verder waardes van het gemiddelde af liggen, hoe onwaarschijnlijker het is deze waarden te observeren.
Discrete variabele
Bij discrete variabelen kunnen we zien dat het vaak slechts een beperkt aantal nummers als getal kan hebben.
De sterke (kern)kracht, sterke interactie of sterke wisselwerking is de sterkste van de vier fundamentele natuurkrachten uit de natuurkunde en is nog ongeveer 100 keer sterker dan de elektromagnetische kracht.
Neutrino's zijn dan ook iets speciaals. Het zijn de kleinste deeltjes die wetenschappers kennen. Ze zijn zo etherisch dat er elke seconde zo'n 65 miljard van passeren aan de snelheid van het licht door een gebied de grootte van een menselijke duim, zonder enig effect te hebben want ze interageren zelden met materie.
Een kwantum is de kleinst mogelijke hoeveelheid van bijvoorbeeld materie, energie of een elektrische lading. Eigenlijk de bouwstenen van een atoom. Een atoom is het allerkleinste deeltje van een 'iets' dat nog steeds alle eigenschappen van dat element bezit.