Bij het clusteren gaat het om het ordenen van die gegevens waarvan je vindt dat ze bij elkaar horen omdat ze met elkaar samenhangen. Om de kwaliteit van het te nemen besluit(verpleegkundige diagnose) te kunnen onderbouwen is het belangrijk de kwaliteit van de gegevens te beoordelen.
Fase 1: Gegevens verzamelen bij de (Verpleegkundige anamnese) Fase 2: Verpleegkundige diagnose(n) of verpleegproblemen vaststellen. Fase 3: Vaststellen gewenste resultaten. Fase 4: Verpleegkundige interventies plannen in een verpleegplan.
Nursing Outcomes Classification is een classificatie van zorgresultaten. Zorgverleners kunnen hiermee de toestand van de cliënt evalueren en de voortgang volgen van patiënten/cliënten, mantelzorgers, gezinnen of gemeenschappen.
Een verzorgende C is een verzorgende die voornamelijk basiszorg verleent, maar ook enkele verpleegkundige handelingen mag uitvoeren. Hij of zij werkt meestal in de thuiszorg of in een woonzorgcentrum.
De 6 stappen van het klinisch redeneren (oriëntatie op de situatie, klinische probleemstelling, aanvullend onderzoek, beleid, verloop en evaluatie) vormen samen een leidraad die ervoor zorgt dat je niets over het hoofd kunt zien en bij elke casus op een gestructureerde manier te werk kunt gaan.
PES is de methode die in de opleiding tot verpleegkundige al wordt gebruikt om de problemen, ethiologie (oorzaken) en symptomen te beschrijven. De plus staat voor de HRIU en PRIU: alle mens-gerelateerde en omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op het gebruik van een medisch hulpmiddel.
Indiceren en organiseren van zorg wordt gedaan door een bachelor- of masteropgeleide verpleegkundige. Van deze professionals mag verwacht worden dat zij beschikken over de noodzakelijke competenties.
De P staat voor probleem en beschrijft waar de cliënt klachten of gezondheidsproblemen heeft. De E staat voor etiologie en beschrijft de oorzaak van het probleem. De S staat voor symptomen en beschrijft de bijbehorende klachten of verschijnselen.
Door gebruik te maken van meerdere technieken van gegevensverzameling kun je verschijnselen met elkaar vergelijken. Zo zouden gegevens die je verzameld hebt door observatie overeen moeten komen met datgene wat de patiënt in een gesprek vertelt. Ook hier is je classificatie model belangrijk.
NANDA wordt gebruikt voor het verzamelen van gegevens en het stellen van een diagnose. Alle mogelijke verpleegkundige diagnoses zijn hierin opgenomen. Door het gebruik van dit systeem is zeker dat elke verpleegkundige hetzelfde bedoelt met een bepaalde diagnose.
Methodisch handelen helpt de verpleegkundige in het nemen van de juiste stappen in het verpleegkundig proces. Het handelen is hierbij gebaseerd op het klinisch beoordelingsvermogen van de verpleegkundige en op wetenschappelijk bewijs.
Door het gebruik van de Gordon functionele gezondheidspatronen kunnen verpleegkundigen een holistisch beeld krijgen van de gezondheidstoestand van de patiënt en relevante informatie verzamelen over verschillende aspecten van zijn of haar functioneren.
Interventies zijn afhankelijk van de individuele patiënt en zijn sociale netwerk. Denk hierbij aan: Actief luisteren (NIC 4920), Anticiperende begeleiding (NIC 5210), Angstreductie (NIC 5820), Verbetering probleemhantering (NIC 5230) en Zorg in de stervensfase (NIC 5260).
Carpenito is een zakboek voor verpleegkundige diagnoses, dat voor de meeste diagnosen gebruik maakt van NANDA geaccepteerde diagnosen en verwijst naar NIC en NOC. Het boek biedt bij elk diagnostisch label de omschrijving, verschijnselen of risicofactoren oorzaak (beïnvloedende factoren).
Stap 2 klinisch redeneren: klinische probleemstellingen
Om hierachter te komen, hebben we voor alle orgaansystemen klinische aandachtspunten geformuleerd. Zo heeft het respiratoire systeem vijf aandachtspunten die fysiologisch van belang zijn: luchtweg, ademprikkel, ademarbeid, diffusie en pulmonale circulatie.
Als verpleegkundige verleen je zorg op basis van een continu, cyclisch proces van klinisch redeneren. Dit omvat risico-inschatting, vroegsignalering, probleemherkenning, evidence-based interventies, monitoring en evaluatie.
Met klinisch redeneren koppel je eigen observaties en interpretaties aan biomedische kennis (fysiologie, anatomie, pathologie, farmacologie).
In de praktijk is het vaak zo dat Inservice-opgeleide verpleegkundigen zijn doorgestroomd naar functies als gespecialiseerd verpleegkundige (in een hogere salarisschaal). De Inservice-opleidingen A, B en Z zijn door Calibris vastgesteld op MBO-4 niveau.
De grootste veranderingen op een rij:
De hbo-verpleegkundige met een Bachelor of Nursing zal op NLQF-niveau 6 zijn, verpleegkundige niveau 4 blijft gehandhaafd voor de MBO - verpleegkundige, verpleegkundige niveau 5 staat voor de verpleegkundige AD ( Associate Degree; de twee - jarige HBO - opleiding )
Vanaf 2016 worden hbo-verpleegkundigen opgeleid op NLQF-niveau 6 (V&VN, BN2020). Dit is een wezenlijke aanpassing ten opzichte van de 'oude' hbo-v-opleiding.