Leerlingen leren zich tijdens voorleessituaties op boeken te oriënteren. Bij boekoriëntatie gaat het over gedrag, de omgang met boeken, wat je met boeken kunt doen, wat je eraan kunt zien en hoe je ze leest. Doelen hierbij zijn: - Leerlingen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen.
De mate waarin een kleuter de 'taal' van voorleesboeken begrijpt. Kan het kind bijvoorbeeld het verhaal navertellen, naspelen of halverwege voorspellingen doen over de afloop van het verhaal.
Ook ontdekken ze verbanden tussen zinnen en grotere tekstdelen. Door verhalen na te vertellen of na te spelen worden ze zich extra bewust van deze opbouw en verbanden. Ze ervaren dat een persoon uit een verhaal blij of verdrietig kan zijn en kunnen zich inleven in verhalen die dicht bij hun belevingswereld liggen.
Bij verhaalanalyse onderscheiden we de volgende elementen: opbouw, tijd, ruimte, perspectief, personages, motieven, thema, titel en (evt.)motto.
Het verschil tussen een stuk tekst of artikel en een verhaal wordt gemaakt door het gebruik van narratieve elementen, ook wel de kenmerken van een verhaal genoemd. Deze zijn: Ieder verhaal heeft een duidelijk begin en eind.Het verhaal gaat over een hoofdpersonage.
Simpel gezegd, bestaat een verhaal uit een begin, midden en eind. Dit wordt de triadische structuur genoemd. Deze structuur maakte het verhaal boeiend en duidelijk voor de lezer of toeschouwer.
Het alfabetisch principe ligt ten grondslag aan onze geschreven taal.Dit houdt in dat een leerling beseft dat letters horen bij bepaalde klanken en andersom, dat klanken gekoppeld kunnen worden aan letters.
Een foneem is een klank die je hoort in een woord bijvoorbeeld de 'o' in 'pot'.Een grafeem is het teken dat je schrijft in een woord bijvoorbeeld de 'o' in 'pot'. Het leren van deze klank-tekenkoppeling maakt deel uit van het aanvankelijk lezen.
Een foneem kan worden gezien als een 'basisklank' van een taal. Het gemiddeld aantal fonemen per taal is 35.In het Nederlands zijn er ongeveer 40, en het Engels heeft er ongeveer 44.
Zo houdt fonologisch bewustzijn in dat kinderen weten dat woorden kunnen rijmen, dat woorden ook uit lettergrepen en verschillende klanken bestaan. Fonemisch bewustzijn slaat enkel op klanken, het is de vaardigheid om klanken te kunnen onderscheiden in woorden.
Begin. Het incipit is de openingszin of -passage van een verhaal.
Een verhaallijn beschrijft binnen een verhaal, boek, film of televisieserie het begin, verloop en einde van wat een personage meemaakt. Verhaallijn wordt soms als synoniem voor plot gebruikt. In een verhaal kunnen meerdere verhaallijnen zitten.
De plot (uit het Engels) is het plan, de structuur van een verhaal met alle verwikkelingen en causale verbanden daarbinnen. Het is als een geraamte waaraan de vertelling van een boek, toneelstuk, videospel of film wordt opgehangen.
Er zijn verschillende perspectieven zoals: alwetend, vanuit de eerste persoon (ik-perspectief), vanuit de tweede persoon (jij-perspectief) en vanuit de derde persoon (hij/zij-perspectief).
Je hebt 3 soorten perspectieven: vogelperspectief, kikkerperspectief en daar tussen perspectief op ooghoogte.
Een verhaallijn draait om één centraal probleem of centrale vraag. Met meerdere verhaallijnen heb je dus ook meerdere rode draden. Die meerdere verhaallijnen, met ieder hun eigen rode draad, kunnen elkaar kruisen en/of overlappen. Aan het einde moet de boel wel samenvallen.
Verschillende soorten van een personage
Personages zijn onder te verdelen naar de rol die ze in het verhaal spelen: De hoofdpersoon of hoofdrol: het belangrijkste personage in het stuk. Deze rol wordt vertolkt door de hoofdrolspeler. Het verhaal speelt zich rond de hoofdpersoon af.
Een boek heeft altijd een vertelperspectief. Het vertelperspectief geeft aan door wie het verhaal wordt verteld. Wanneer het verhaal vanuit de ik-vorm wordt verteld, spreekt men van een ik-perspectief.
Het intro van uw boek is te vinden op de achterzijde van de omslag of soms op de eerste pagina van het boek. Het intro vertelt zo kort mogelijk waar het boek over gaat en hoort tegelijkertijd ervoor te zorgen dat de lezer nieuwsgierig raakt en verder wil lezen.
Een motto is een kort tekstfragment voorin een boek. Meestal is dit geen zelfbedachte tekst, maar een citaat van iemand anders. Vaak zegt het motto iets over het thema van een verhaal.
Een proloog is een korte tekst die vooraf gaat aan je boek. Het is de eerste kennismaking tussen de lezer en het boek. En vaak ook tussen de schrijver en het verhaal.
Een fonologische stoornis is een taalprobleem. Het kind heeft onvoldoende ontdekt hoe woorden in elkaar zitten.Bij het spreken worden de verkeerde klanken in een woord geplaatst. Bijvoorbeeld kat wordt tat of speen wordt peen.
Fonemisch bewustzijn is het besef dat woorden uit afzonderlijke klanken zijn opgebouwd en dat die klanken gekoppeld kunnen worden aan geschreven letters of lettercombinaties. Het is daarom belangrijk om leerlingen vanaf de start bewust te maken van klanken en hun kenmerken; dat effent het pad voor het leren lezen.