Aanvoegende wijs (conjunctief) De aanvoegende wijs, of conjunctief, wordt gevormd door de -n van de infinitief weg te laten. Bekende voorbeelden zijn 'Leve de koning! ' en 'Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De aanvoegende wijs is een werkwoordsvorm waarmee we onder meer een wens, toegeving, aanwijzing of aansporing uitdrukken. In het moderne Nederlands komt de aanvoegende wijs nog bijna alleen voor in vaste uitdrukkingen, bijvoorbeeld Koste wat het kost; Leve de koningin!; Het zij zo.
De conjunctief wordt gebruikt om te verwijzen naar een hypothetische situatie of om een wens, suggestie of bevel uit te drukken . Er zijn twee soorten conjunctieve werkwoordsvormen: Werkwoorden in de tegenwoordige conjunctief nemen de infinitiefvorm aan (bijv. "Ik stel voor dat hij ontslagen wordt").
Een werkwoordsvorm in de aantonende wijs geeft aan dat de handeling van het werkwoord daadwerkelijk geacht wordt plaats te vinden. In tegenstelling daarmee is de handeling een bevel of een wens in de aanvoegende of gebiedende wijs: aantonend: ik neem. gebiedend: neem!
De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd door aan de stam van het werkwoord een uitgang toe te voegen. Voorbeelden van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) zijn: ik werk, jij denkt, hij gaat, wij wandelen, jullie eten, zij dromen.
De belangrijkste tegenwoordige tijden zijn de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t. of presens) en de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t. of perfectum). ik werk (o.t.t.) - ik heb gewerkt (v.t.t.)ik kom (o.t.t.) - ik ben gekomen (v.t.t.)
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
De aanvoegende wijs (of: conjunctief) is een werkwoordsvorm die onder meer een wens, toegeving, aanwijzing of aansporing uitdrukt.
De gebiedende wijs (of: imperatief) is een werkwoordsvorm die wordt gebruikt in zinnen die een gebod of bevel uitdrukken. In dergelijke zinnen ontbreekt het onderwerp en staat de gebiedende wijs altijd op de eerste plaats: (1) Verroer je niet! (2) Blijf er toch ook met je vingers van af!
De conjunctief lijkt echter geen haast te hebben om zijn veronderstelde verdwijnende act uit de levende taal te voltooien . Het is nog steeds makkelijk te vinden in zowel informeel schrijven als formeel proza.
In de tegenwoordige tijd wordt bij de tweede persoon enkelvoud (je, jij) en bij de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het) altijd een –t toegevoegd aan de ik-vorm. Dit hoeft niet als een werkwoord al eindigt op een –t (het is: hij zit en niet hij zitt).
Elk werkwoord dat eindigt op -car, -gar of -zar, gebruikt de uitgangen en regels die hierboven zijn uitgelegd voor het creëren van de tegenwoordige conjunctief . Om de correcte uitspraak van die letter te behouden, wordt de spelling van de letter die aan de conjunctiefuitgang voorafgaat, echter gewijzigd.
Werkwoorden zijn de belangrijkste onderdelen van een zin. Er bestaan drie werkwoordsvormen: de persoonsvorm (pv), het infinitief (inf) en het voltooid deelwoord (vdw).
Zei is veranderd in zeiden, dus het is een werkwoord dat met korte ei moet worden geschreven. Voorbeeld: Zij en zei in één zin Zij zei tegen mij dat ze Lysanne aardig vindt. De eerste “zij” kan worden vervangen door “hij”, dus het is een persoonlijk voornaamwoord.
De aanvoegende wijs is in het enkelvoud gelijk aan het hele werkwoord zonder de slot-n; bij gaan vervalt bovendien één a. In 'Het ga je goed' is het het onderwerp; daarom staat ga in het enkelvoud. Ook als er in plaats van je een meervoud staat, blijft ga juist: 'Het ga jullie goed', 'Het ga ons goed', etc.
b. Werkwoorden met een sterke vervoeging die archaïsch, verouderd of zeer formeel overkomt: lachen, dunken.
Werkwoorden worden gecategoriseerd in drie verschillende typen, namelijk actiewerkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden. 2. Wat is het verschil tussen een werkwoord en een bijwoord? Een werkwoord kan worden beschreven als een woord dat de actie van het onderwerp vertegenwoordigt.
De aanvoegende wijs (soms ook 'conjunctief' genoemd) is een werkwoordsvorm die je vormt door van het hele werkwoord de slot-n af te halen. Je kunt de aanvoegende wijs gebruiken om een wens, een aansporing, een aanwijzing, een toegeving of een (gevoel van) berusting uit te drukken.
In de meeste gevallen is de conjunctief van een werkwoord meestal de derde persoonsvorm van het werkwoord met de ‑s weggelaten , maar het werkwoord to be is een speciaal geval. De conjunctief wordt gebruikt na bepaalde uitdrukkingen die een bevel of een verzoek, een hypothese of een wens bevatten.
Syntactisch gebruik (wel optativus obliquus)
Meestal staat een oorzakelijke bijzin in de indicatief, omdat de oorzaak of reden van een toestand of handeling gewoonlijk een werkelijk feit is.
hebben , zijn en zullen (hulpwerkwoorden van tijd); worden (hulpwerkwoord van het passief); kunnen , moeten , (be) hoeven, mogen , willen , zullen ; blijken , lijken , schijnen , heten , dunken , voorkomen en toeschijnen (hulpwerkwoorden van modaliteit); doen en laten (hulpwerkwoorden van causaliteit).
Het wederkerend voornaamwoord (le pronom réfléchi) verwijst naar het onderwerp (sujet) van de zin. Je kunt alles lezen over wederkerende voornaamwoorden in dit duidelijke artikel. Het volgende voorbeeld kun je meenemen in je schema: “Angèle se lave” = Angèle wast zich.
Het verschil tussen het voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling zit vooral in de band met het werkwoord: het voorzetselvoorwerp heeft een nauwe band met het werkwoord en de bijwoordelijke bepaling juist een lossere band. Vergelijk deze zinnen: Hij staat stil bij het stoplicht.