Het persoonskenmerk kan verder gespecificeerd worden naar getal, zodat er een eerste persoon enkelvoud (Nederlands ik) en een eerste persoon meervoud (wij) is. Hetzelfde gaat uiteraard op voor de tweede persoon (jij/ u/ jullie) en de derde (hij/ zij (enkelv./meerv.)/ het/u).
Het tweede persoons persoonlijk voornaamwoord you wordt gebruikt voor zowel het enkelvoud als het meervoud (d.w.z. of u nu één persoon of een groep aanspreekt ). Hetzelfde geldt voor het tweede persoons bezittelijk voornaamwoord yours. Het tweede persoons reflexief voornaamwoord heeft echter twee vormen, het enkelvoud yourself en het meervoud yourself.
De vorm hangt af van: de 'persoon': Als je over jezelf praat, gebruik je de eerste persoon. Als je mensen aanspreekt, gebruik je de tweede persoon. Als je over andere mensen, dieren of dingen spreekt, gebeurt dat in de derde persoon.
De vorm voor de derde persoon enkelvoud is bij die werkwoorden gelijk aan die voor de eerste persoon: hij kan, hij zal, hij mag, hij wil. Het werkwoord zijn heeft ook een uitzonderlijke derdepersoonsvorm: hij is.
Tegenwoordig wordt u niet meer als derde persoon beschouwd maar als tweede persoon enkelvoud, net als jij/je. U wordt dan gecombineerd met de persoonsvorm van de tweede persoon: u hebt. U hebt is dus vergelijkbaar met jij hebt. Bij de keuze tussen u hebt en u heeft kunt u uw eigen voorkeur volgen.
Het persoonskenmerk kan verder gespecificeerd worden naar getal, zodat er een eerste persoon enkelvoud (Nederlands ik) en een eerste persoon meervoud (wij) is. Hetzelfde gaat uiteraard op voor de tweede persoon (jij/ u/ jullie) en de derde (hij/ zij (enkelv./meerv.)/ het/u).
Het tweede persoonsperspectief verwijst naar de persoon (of personen) die aangesproken worden . Dit is het jij-perspectief. De grootste indicator van de tweede persoon is het gebruik van tweede persoonspronomen: jij, jouw, jouwen, jezelf, jullie.
Wanneer je in de derde persoon spreekt of schrijft, heb je het over iemand anders, in plaats van over jezelf te praten of iemand rechtstreeks aan te spreken . Derde persoon voornaamwoorden zijn onder andere "zij", "hij" en "zij".
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
Hij/Zij=Derde persoon. Wij=Vierde persoon.
Persoon wordt uitgedrukt door de verschillende persoonlijke voornaamwoorden, zoals "ik" (eerste persoon), "jij" (tweede persoon) en "zij" (derde persoon) . Het heeft ook invloed op hoe werkwoorden worden vervoegd, vanwege onderwerp-werkwoordovereenkomst (bijv. "ik ben" vs. "jij bent").
Een persoonlijk voornaamwoord in de onderwerpsvorm gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp van de zin is.De persoonlijk voornaamwoorden in onderwerpsvorm zijn de volgende; Ik, jij, je, u, hij, zij, ze, het, wij, we, jullie, u, zij en ze.
Het Engels heeft wel een tweede persoonlijk meervoud -- het is net als het enkelvoud . Het Engelse woord "you" komt van een schuine naamval van het historische tweede persoon meervoud. "Thou" is het historische enkelvoud, maar het is uit het algemene gebruik verdwenen.
In al deze gevallen is het meervoud van “guy” “guys.” En hoewel het enkelvoudige “guy” meestal verwijst naar een man, kan het meervoud “guys” verwijzen naar een gemengde groep: De jongens bij Proofed zijn geweldig!
Is 'je/jij wilt' dan ook fout? Nu vraag je je misschien af: als 'hij wilt' fout is, is 'jij wilt' dan ook fout? Nee, 'jij wilt' is wel correct. Zowel de vorm jij wilt als jij wil (zonder -t) is correct.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In gesproken taal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Tweede persoon
persoonlijke voornaamwoorden : jij, jou, jullie, je.
"Hij", "hem" en "zijn" zijn derde persoon enkelvoud, en "zij", "hun" en "hun" zijn derde persoon meervoud.
Alternatieve tweede persoonspronomen zijn thee, thou, thine, thy, ye en y'all. Enkelvoudige tweede persoonspronomen zijn you, your, yours en yourself. Meervoudige tweede persoonspronomen zijn you, your, yours en yourself .
U hebt/heeft
Het ligt eraan of je u beschouwt als de tweede persoon (als beleefde vorm van jij) of als derde persoon (naast hij, zij, het). Hetzelfde geldt voor: u is of u bent, u zult of u zal.
Het vierdepersoonsperspectief is een verteltechniek waarbij een verhaal wordt verteld aan de hand van een groep personages die als één geheel vertellen.