de cent (1/100 gulden of fl. 0,01), de stuiver (fl.
Gegevens Zilveren guldens (1954-1967)
De Nederlandse Gulden was al sinds de Middeleeuwen in Nederland in roulatie en werd gebruikt als wettig betaalmiddel tot januari 2002. In 2002 werd de gulden vervangen de de Euro. De waarde van de gulden kwam overeen met EUR 0,45 per gulden.
De eerste 'gulden' ontstond in 1521. Deze bleef bestaan binnen onze landsgrenzen tot en met 2001 toen de laatste gulden ooit werd geproduceerd, waarna de gulden door de euro werd opgevolgd. In 1521 werd gestart met de productie van de zogenaamde gouden Carolus gulden, vernoemd naar de keizer.
De geschiedenis van de Nederlandse gulden gaat terug tot 1252. De eerste gulden (betekent "gouden") werd florijn genoemd, naar de Florentijnse lelie uit het wapen van de stad Florence, waar in 1252 de eerste belangrijke gouden munt (Gouden florijn) sinds de Karolingische tijd werd geslagen.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
In het Nederlandse decimale muntstelsel, gebaseerd op de gulden, is er tweemaal een muntcoupure geweest die de waarde van vijf gulden droeg. Beide munten werden vijfje genoemd, een naam die ook in gebruik was en is voor bankbiljetten van vijf gulden en vijf euro.
De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver). Na de invoering van het decimale stelsel in Nederland (rond 1800) werd het muntje van 10 cent dubbeltje genoemd.
1 gulden = 2 frank = 0,08 pond sterling = 0,60 Duitse Reichsmark = 0,40 US dollar. [in 1890 lagen deze koersen gelijk].
De euro heeft een vaste waarde vergeleken met de gulden, 1 EUR = 2.20371 NLG.
Zo werden er in de periodes van Koning Willem I, II en III en van koningin Wilhelmina munten geslagen die zwaarder waren in gewicht en een hoger zilverpercentage bevatten. Sommige van deze zilveren guldens zijn tegenwoordig zeer zeldzaam, waardoor ze bij verzamelaars een hogere winst kunnen opleveren.
Op een veiling van de Munten- en PostzegelOrganisatie (MPO) is een recordbedrag betaald voor een zilveren gulden uit 1867. De munt werd verkocht voor ruim honderdduizend euro. Volgens de MPO bracht een Nederlandse munt nooit eerder zoveel geld op.
Stuivers, dubbeltjes, kwartjes, gulden en rijksdaalders kunnen nog steeds een bepaalde waarde hebben als ze zeldzaam zijn. De zilveren guldens en rijksdaalders zijn interessant voor beleggers vanwege de hoge zilverprijs. In 2002 werd de euro ingevoerd.
Een muntje van 1 cent uit Monaco, uit 2001 of 2002, is om en bij de 100 euro waard. Hetzelfde geldt voor een muntje van 2 cent uit het Vaticaan uit 2002 of 2003. Nog een zeldzaam rostje is dat van 1 cent dat Finland in 2001 uitgaf. Dat is 10 euro waard.
Daarom heette het oorspronkelijk ook wel dubbele stuiver. Vanaf 1948 was het dubbeltje een nikkelen munt met een waarde van een tiende gulden.
Kwartje was de populaire naam van het Nederlandse vijfentwintigcentsstuk, een munt in het muntstelsel uit het koninkrijk. De naam is afkomstig van zijn waarde van een kwart gulden, al heeft de waardeaanduiding altijd 25 cent geluid.
In de periode 1861-1909 was er een geelkleurig bankbiljet van 25 gulden dat in de volksmond ook 'geeltje' werd genoemd. Deze benaming voor 25 gulden bleef na 1909 nog lang in gebruik, alhoewel er geen uiterlijk verband meer met het briefje was en er in 1982 zelfs een ander geelkleurig biljet in omloop kwam (50 gulden).
Bargoens: bankbiljet van duizend (gulden of euro). Ook: rooie rug of rooie.
Een meier was vroeger in de volkstaal de naam van een briefje van 100 gulden.
Dit doet u bij de Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Guldenmunten (als dubbeltjes en rijksdaalders) kunt u bij DNB niet meer omwisselen. Andere valuta kunt u alleen omwisselen in het land waar het geld vandaan komt.
Maar sommige munten zijn meer waard dan dat ze op het eerste gezicht lijken. Zo heb je 2 euro munten die 15 euro waard zijn en 1 centjes die 6000 euro waard kunnen zijn. Dus voordat je die kleintjes in je portemonnee voor lief neemt, kun je ze beter nog eens een keer goed bekijken.