Voor het centraal examen mogen kandidaten altijd schrijfmateriaal, (teken)potloden, liniaal, passer, geodriehoek en gum meenemen. Voor sommige vakken zijn extra hulpmiddelen toegestaan. Bijvoorbeeld woordenboeken voor talen en een (grafische) rekenmachine voor wiskunde.
Het examen wiskunde A voor havo en vwo is vooral gericht op toegepaste analyse, kansberekening en statistiek. Op beide eindexamens moet je de eigenschappen van standaardfuncties beheersen, grafieken kunnen uitleggen en vergelijkingen kunnen oplossen. Ook moet je met lineaire en exponentiële verbanden kunnen rekenen.
De examenstof voor het examen wiskunde op de havo hangt af van het type vak dat je kiest (A of B). Bij Wiskunde B gaat het binnen de examenstof bijvoorbeeld om functies, grafieken en vergelijkingen. Daarnaast laat je zien wat je weet van meetkundige berekeningen en doe je een toegepaste analyse.
Wiskunde A op havo-niveau richt zich vooral op statistiek en toegepaste analyse. Kansberekening komt daar bij wiskunde A op vwo-niveau nog bij. In een groot aantal gevallen mag je gebruik maken van je grafische rekenmachine. Bij wiskunde B op havo-niveau en op vwo-niveau komen meer theoretische vraagstukken aan bod.
De meeste leerlingen vinden wiskunde vooral moeilijk omdat het abstract is. Het is onzichtbaar, er bestaan eenmaal geen werkelijke wiskundige objecten. Leerlingen die veel visualiseren zullen wiskunde daarom ook moeilijker vinden. Zij kunnen dan niet een goed beeld krijgen en snappen zij het niet.
Iedereen kan wiskunde leren! Methodiek is ook enorm belangrijk en iets dat we allemaal kunnen verbeteren om zo onze relatie met wiskunde een beetje meer liefdevol te maken. De lesmethode is de manier van lesgeven, die moet aansluiten op de leerstijl van een leerling, wat de manier is waarop iemand iets leert.
De universitaire richtlijn ligt op 40 à 50 uren per week
Op een gewone dag volstaan 8 uur, zoals op een normale werkdag. Althans tijdens het semester. In de examens zelf is het anders. In de examens kan je beter 10 uur per dag studeren.
Examenopgaven variëren in lengte, vraagvorm en ook in het gevraagde vaardigheids- of kennisniveau. In elk examen worden zowel moeilijke als gemakkelijke vragen opgenomen. Bepaalde vragen kunnen als moeilijk worden ervaren, maar dragen er ook toe bij dat goede kandidaten zich kunnen onderscheiden.
De belangrijkste examens zitten allemaal in twee weken gepropt. Het is niet verstandig om pas voor het laatste examen te leren nadat het één na laatste examen is afgelopen. Een examen leer je niet twee dagen voor je aan het eindexamen moet gaan beginnen.
Bijna helft scholieren vindt vak wiskunde moeilijkst en meest stressvol - 10 juni '14. Uit onderzoek onder 10.114 scholieren blijkt dat bijna 50 procent van de scholieren het hardste leert voor zijn proefwerk wiskunde. 38 procent van de leerlingen ervaart daarnaast de meeste stress voor het vak wiskunde.
Het is onmogelijk om goed wiskunde te leren door alleen maar te lezen en te luisteren. Om wiskunde te leren moet je de mouwen opstropen en aan de slag gaan met het studeren. Het is dan ook een vak waarbij je genoeg tijd moet stoppen in het actief leren om het onder de knie te krijgen.
Wiskunde D is bedoeld als aanvulling en verdieping op wiskunde B. Je krijgt bijvoorbeeld te maken met kansrekening en statistiek, een onderdeel dat niet in wiskunde B zit, maar dat bij veel universitaire studies wel belangrijk is. Een voorbeeld van verdieping is bewijzen.
Wiskunde a en Wiskunde b
Bij Wiskunde a gaat het vooral om statistiek en kansberekening. Dit kunt u nodig hebben voor een vervolgopleiding. U leert hier onder andere ook hoe functies en grafieken werken. Het gaat erom op een wiskundige manier bezig te zijn en een wiskundig inzicht te krijgen.
Wiskunde C is de makkelijkste wiskunde van de vier. Het moeilijkst is D, daarna B, daarna A en als makkelijkst C. Wiskunde C kan je kiezen als je wel graag wiskunde wilt hebben, maar als je er veel moeite mee hebt. Je hebt dan wel het gevoel dat je wiskunde hebt maar je hoeft jezelf er niet heel erg voor uit te sloven.
Wiskunde C is een examenvak in de bovenbouw van het vwo vanaf klas 5. Wiskunde C is dé wiskunde die aansluit bij het profiel Cultuur en Maatschappij. De wiskunde krijgt een plek in de wereld om ons heen. Het rekenen met letters en formules wordt toegepast in concrete contexten, in voorstelbare situaties.
Er wordt bij wiskunde C meer de nadruk gelegd op bijvoorbeeld grafieken en onderwerpen die aansluiten bij sociale studies. Het vak is op zowel de havo als het vwo dan ook alleen beschikbaar die het profiel Cultuur & Maatschappij hebben.