In Suriname werken veruit de meeste slaven op de plantages. Het eten is er eenzijdig. Het reglement van 1759 noemt als belangrijkste kost gewassen die op de plantage zelf worden verbouwd. Dat zijn wortelknollen en groenten die nu ook op de markt in Amsterdam te koop zijn, zoals tayer, bakbananen en cassave.
Pas tientallen jaren voor de afschaffing van de slavernij kregen de slaafgemaakten meer rantsoen. Dit werd 'lotsverbetering' genoemd. Het hoofdvoedsel bestond nog steeds uit bakbanaan, maar zij kregen ook meer rijst, bakkeljauw en zelfs haring. Een stuk minder karig, maar nog steeds niet volledig qua voedingsstoffen.
Het slaven eten is eenzijdig. Het eten bestond uit wortelknollen en groenten zoals tayer, bakbananen en cassave met Bakkeljauw, heden ten dage nog gegeten door Surinamers onder de naam Heri Heri. Het grootste deel van het voedsel dat de slaven eten, produceren ze zelf.
Eerst voeren de schepen naar Afrikaanse westkust om de slaven te kopen, vervolgens vertrok men naar de slavendepots in het Caribisch gebied. Daar werd de lading omgewisseld voor een vracht tafelsuiker of een ander handelsgewas dat naar het vaderland werd vervoerd.
Veel stot slaaf gemaakten komen om op deze reis. 80.000 Afrikanen overleven de reis niet. 1600 Nederlandse schepen met bijna 600.000 slaven maken de overtocht naar de nieuwe wereld, naar de voormalige Nederlandse Antillen en naar Suriname en omgeving.
Hoe zag het schip eruit
Het schip waarin de slaven vervoerd werden waren vaak veel te klein. De schepen die gebruikt werden waren vaak gewone schepen die gebruikt werden om goederen te vervoeren. Later toen er steeds meer slaven vervoerd moesten worden, omdat de handel en de vraag naar slaven flink gestegen was.
De Arabische slavenhandel was de handel in slaven in het Midden-Oosten en Noord- en Oost-Afrika, voornamelijk tussen 650 en 1900. Het grootste deel van die handel betrof zwarte Afrikanen, maar ook blanken uit West-Europa en Zuid-Europa werden als slaaf verhandeld door onder meer Barbarijse zeerovers.
In Afrika kochten Nederlandse kooplieden slaven van Afrikaanse stamhoofden. Er werd in die tijd veel oorlog gevoerd tussen verschillende stammen in Afrika. Een stamhoofd nam zijn vijanden gevangen en voerde ze naar de kust. Daar verkocht hij ze als slaven aan een koopman.
Michiel de Ruyter (1607-1676)
Die handelsroutes waren voor een groot deel gebaseerd op de slavenhandel waarmee de de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden veel geld verdiende. Aan de westkust van Afrika, waar de bevolking vaak tot slaaf werd gemaakt, vocht De Ruyter daarom verschillende oorlogen uit met Engeland.
500 jaar geleden begon de slavenhandel tussen Afrika en Amerika die miljoenen levens verwoestte. Een Vlaming speelde de hoofdrol. Augustus 1518 is een maand die misschien niet meteen een belletje doet rinkelen.
Naast Bantu-slaven maakten de Somaliërs ook tot slaaf van de Chamito-Semitische pastorale volkeren . Veel Oromo's werden dus gevangen genomen tijdens oorlogen en invallen. Er waren echter zeer duidelijke verschillen in de perceptie en behandeling van Oromo-slaven in vergelijking met Bantu-slaven.
Zoals staat geschreven in het boek 'Disposable People: New Slavery in the Global Economy: “In 1850 kostte een gemiddelde slaaf in het zuiden van Amerika, omgerekend naar hedendaags geld, $ 40,000. Nu kost een slaaf wereldwijd gemiddeld $ 90.”
Hoe lang duurde de slavernij? De slavernij duurde zo'n tweehonderd jaar en in die tijd werden meer dan 12 miljoen Afrikanen uit hun land verscheept naar Curaçao, Suriname en Brazilië. Om te vergelijken: Nederland heeft 17 miljoen inwoners.
Het leven op de plantages is voor de slaven heel slecht. De meesten moeten zwaar werk doen, wel 60 tot 96 uur per week. En altijd is er de zweep voor wie niet hard genoeg zijn best doet volgens de opzichter. De slaven krijgen maar tweemaal per dag te eten: het is niet veel en bijna altijd hetzelfde.
Koffie was een van de eerste gewassen die in de kolonie Suriname werd geteeld, en ook nu wordt op Plantage Katwijk koffie verbouwd. Maar Surinamers zijn over het algemeen niet écht koffieleuten, zoals de Nederlanders bijvoorbeeld.
Slavernij is onvrije arbeid, waarvan het resultaat geheel of gedeeltelijk moet worden afgestaan en waarbij de werker lijfelijk eigendom is van de meester. Verwante, maar minder strikte vormen van slavernij zijn horigheid, lijfeigenschap en schuldslavernij.
Opmerkelijk is dat de traditionele vorm van slavernij - mensen als eigendom - in Mauritanië het meest voorkomt. De top-10 van landen met de hoogste percentages slaven bestaat verder uit Haïti, Pakistan, India, Nepal, Moldavië, Benin, Ivoorkust, Gambia en Gabon. Nederland staat in de Index op de 139ste plek.
Als laatste land ter wereld schafte Mauritanië de slavernij af, in 1980.
Nederland was voor even de grootste slavenhandelaar ter wereld - De Correspondent. De Gouden Eeuw staat bekend als dé bloeiperiode uit de geschiedenis. Minder bekend is dat Nederland toen ook een grote ronselaar van werkkrachten voor Braziliaanse plantages was.
Ook Nederlandse kooplieden deden mee aan die handel. Ze haalden die mensen uit Afrika. In de 18e eeuw werd er veel oorlog gevoerd tussen verschillende stammen in Afrika. Het stamhoofd nam zijn vijanden gevangen en verkocht deze als slaven aan een Nederlandse koopman.
Denemarken was in 1803 het eerste Europese land dat de slavernij afschafte, zestig jaar vóór Nederland. In 1807 verbood het Verenigd Koninkrijk – een van de grootmachten op dit gebied - de slavenhandel en in 1833 ook de slavernij. Pas dertig jaar later deed Nederland hetzelfde. Waarom duurde dat zo lang?
Hebben slaven geld? Slaven mogen volgens de wet geen loon ontvangen of geldzaken doen. Toch zijn slaven in Suriname, maar vooral ook op Curaçao, niet helemaal van financiën verstoken. Ze verdienen zelf geld door producten te verkopen of door voor zichzelf te werken met toestemming van de meester.
Tussen 1519 en 1867 vonden wereldwijd naar schatting 27.233 slaventransporten plaats. Tijdens deze reizen stierven ongeveer 3.000.000 Afrikanen.
Er was veel zwaar werk te doen op de plantages. Afrikaanse mensen werden als slaven over de oceaan naar de koloniën gebracht. Zo begon de handel in slaven. Men zag slaven als normale handelswaar, net als wapens, textiel of specerijen.
De meeste tot slaaf gemaakten werden doorverkocht. Degenen die op Curaçao achterbleven, werden ingeschakeld voor allerlei soorten werk. In de stad en haven moesten zij onder meer goederen in- en uitladen en helpen op de werven. Ze hielpen bij bouwwerkzaamheden en deden huishoudelijk werk.