Net als andere monotheïstische religies, gaat het Joodse geloof uit van één God die de wereld heeft gemaakt. Het is een God die er altijd was, is, en zal zijn en die allesbepalend is. Dat betekent dat er niets gebeurt zonder dat God het weet of wil.
Zo zegt driekwart van de Israëli's joods te zijn, maar volgens een ander onderzoek vindt tussen de 15 en 40% zichzelf atheïst. Ruwweg kun je stellen dat 75% van de Israëli's joods is. Ongeveer 16% is moslim, de rest is christen, druze of atheïst. De Israëlische joden verschillen onderling veel van elkaar.
Het breekpunt tussen joden en christenen ligt bij het christelijke geloof in de vergeving door Jezus als Zoon van God, terwijl in het religieuze jodendom de behoudenis door gehoorzaamheid aan de Torah en tradities centraal staat.
Jezus als messias of profeet
Volgens het Nieuwe Testament waren er Joden die tijdens Jezus' leven dachten dat hij de messias of een profeet was. Deze volgden hem op zijn reizen of kwamen van heinde en verre om hem te ontmoeten, naar hem te luisteren of een zegen van hem te ontvangen.
Als volk van God wordt Israël een heilig volk genoemd (Ex. 19:6; Deut. 14:1, 2). Israël is het eigendom geworden van God en met deze uitzonderlijke positie fs het reeds een heilig volk.
Het noordelijke deel, dat tien van de twaalf stammen omvatte, nam de naam "Israël" mee, maar werd ook wel het "Tienstammenrijk" of "Efraïm" genoemd, naar de meest dominante stam. Het rijk hield stand tot 722 v. Chr.. Het zuidelijke deel na de splitsing werd het koninkrijk Juda genoemd.
Sommige christenen geloven dat de joden Gods uitverkoren volk waren , maar vanwege de joodse afwijzing van Jezus, ontvingen de christenen op hun beurt die speciale status. Deze doctrine staat bekend als Supersessionisme.
Jezus was immers een Jood. Hij leefde en predikte in Galilea, een grotendeels Joodse landstreek in Palestina (het huidige Israël). Jezus had daarom door en door Joodse ideeën. Een van die ideeën was heel opvallend, en bovendien politiek dynamiet: dat van het 'koninkrijk van God'.
In het Nieuwe Testament staat Jezus Christus centraal. Joden beschouwen alleen het Oude Testament als Heilige Schrift; zij noemen dit Tora of Tenach. Het woord TeNaCH is samengesteld uit de beginletters van de drie delen van de verzameling: Tora, Nebiim, Chetubim, dat wil zeggen Wet, Profeten en Geschriften.
Arye Shimron het bijna zeker: Jezus van Nazareth is na Pasen niet opgestaan uit zijn graf en later ten hemel gevaren. Nee, Jezus lag begraven in het graf van Talpiot in het zuidoosten van Jeruzalem. Bovendien lag hij daar niet alleen. Hij was getrouwd met Maria en had een zoon, Judas.
Wie heeft animisme bedacht? Animisme is het allereerste geloof ter wereld. Niemand heeft het uitgevonden. Het ontstond doordat wereldwijd mensen verklaringen zochten voor de dingen die gebeurden.
Zij hebben ervoor gekozen om ons tijdens onze opvoeding joodse tradities mee te geven," legt Roza uit. "Joden vieren geen Kerstmis, maar in de maand december vieren wij het lichtfeest of Chanoeka.
Wat is het Jodendom? Het Jodendom is de godsdienst en cultuur die bij het Joodse volk hoort. Het is de oudste godsdienst waarbij mensen in één God geloven en bestaat zo'n 3.500 jaar. De Tora is de belangrijkste basis van het Jodendom.
Wat joden mogen eten: koosjer
Joden mogen geen vis en vlees samen eten. Het moet gescheiden zijn door tussen beide gerechten een snede brood te eten of iets te drinken. En er moet ook ander bestek gebruikt worden. Druivensap en wijn zijn koosjer als het hele productieproces onder rabbinaal toezicht gebeurt.
Christenen geloven dat Jezus de Messias oftewel de Christus is. Daarom noemen zij zich 'christen'. In het joodse denken gelooft men dat de Messias nog moet komen. Het is niet duidelijk of de Joden een persoon zoals Jezus verwachten of alleen maar een messiaans 'vredesrijk'.
De meeste Joden nemen hun Bijbel waar, soms rechttoe rechtaan, maar vaak door de ogen van de mondelinge Thora en de rabbijnse interpretatie die bemiddelt tussen het lezen van de Thora en hun eigen begrip. Dus buiten de geleerden om, kreeg de overgrote meerderheid van de mensen altijd een bemiddelde Thora.
Het bestaan van een historische Jezus wordt door vrijwel alle deskundigen geaccepteerd. Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste zijn er de van elkaar onafhankelijke getuigenissen over de historische mens Jezus van Paulus, Marcus en (de weliswaar hypothetische) bron Q, binnen circa veertig jaar na zijn dood.
Jozef van Nazaret, zoon van een verder onbekende Jakob of Heli en waarschijnlijk van het geslacht van David, was een onbemiddelde timmerman ('teknoon') in Nazaret, waar ook Maria woonde. Hij was de vader van Jezus van Nazaret. Al voor Maria met haar verloofde Jozef ging samenwonen bleek zij zwanger.
West-Aramees was de taal die Jezus waarschijnlijk sprak en de taal waarin een deel van de Dode Zeerollen geschreven zijn. Oorspronkelijk werd het Aramees door de Arameeërs gesproken, zij woonden in het huidige Syrië, Irak en Turkije.
De moslims zien Hem als een groot profeet, die wonderen verrichtte, maar ze beschouwen Hem niet als zoon van God en ze verwerpen dat Hij aan het kruis gestorven is. Ook verwerpen ze de leer van de Drie-eenheid: “De Messias, Jezus is niet een van de drie goden”, zo staat er te lezen in de Koran.
G'd verspreidde de Joden over alle vier hoeken van de aardbol om te voorkomen dat ze in één land volledig vernietigd worden. In feite staat het al voorspeld in het verbond tussen de stukken: “Je kinderen zullen zijn als het stof der aarde” (Bereesjiet 13:16).
De kinderen van het vlees zouden vandaag de dag allemaal etnische Joden zijn, maar niet al die mensen zijn kinderen van God. Dus, Paulus bidt: "Broeders, mijn hartewens en gebed tot God voor hen is dat zij behouden mogen worden" (Romeinen 10:1). En dan weet hij dat slechts enkelen zullen worden .
De Joden waren de eerste vrucht—de eerste mensen (via Abraham) die een verbondsgod begrepen. Vervolgens deelden ze de rijkdom van die waarheid met de wereld, en door hun toedoen kwam de Messias in de wereld. Het Woord van God noemt Joden de “wortel” en heidenen de “takken” (Rom. 11:16-27).