Wordt een CC-led verkeerd aangesloten, dan brandt de led in het algemeen door zodra de stroom wordt aangesloten. Wordt een CC-led aangesloten op het moment dat er al stroom op de kring staat, dan is schade aan een of meer leds aannemelijk.
De Anode is de positieve kant (+) en de Cathode (of Kathode) de negatieve kant (-). Een mooi en makkelijk ezelsbruggetje om dit te onthouden is het woord KNAP, Kathode Negatief Anode Positief. Sluit je een LED verkeerd om aan dan zal deze dus geen licht geven.
Hoe sluit je LED verlichting aan? LED lampen kunnen verschillende voltages hebben. Wanneer u een lamp heeft met 230V, kunt u deze direct op het stopcontact aansluiten. Maar wanneer u een lamp heeft met 12V, 24V, 350mA of 700mA, dan heeft u een driver of transformator nodig.
Wat is een led? Een Light Emitting Diode of led heeft twee aansluitingen; de anode en de kathode (zie afbeelding 01). De anode is de plus aansluiting en de kathode is de min aansluiting. De aansluitdraad van de anode (+) is langer dan de aansluitdraad van de kathode (-).
Meet met de plus-pen van de meter aan de contacten van de achtereenvolgende leds, te beginnen bij het onderste exemplaar. Zolang je de dwarsligger nog niet bent gepasseerd, zal de meter (bijna) nul aangeven. Zodra je echter het omgedraaide of kapotte exemplaar voorbij bent, zie je de spanning een sprong maken.
Kies daarom altijd voor een directe aansluiting op 220/230V. Je kunt kiezen voor spotjes met een los LED lampje, spots met een externe driver en spots met een interne driver. Vooral dat laatste is heel interessant wanneer je geen ruimte in het plafond hebt voor een trafo.
Over de led zal een spanning vallen, afhankelijk van het type led zo'n 1,1 V voor infrarode leds tot wel 3,5 V bij witte en blauwe leds (zie grafieken hiernaast). De standaardstroom door een led is 20 mA continu, maar de meeste leds kunnen 10-30 mA verwerken.
LED spots kunnen prima werken met een transformator die u nu gebruikt voor uw halogeen spots. Een ongeschikte transformator kan echter de levensduur van LED spots verkorten of zorgen dat de verlichting niet werkt zoals het hoort. Daarom is het belangrijk om de transformator te (laten) controleren op geschiktheid.
Bij traditionele LED verlichting, en dan hebben we het over standaard lampen, is het niet mogelijk om de kleur van de LED verlichting zelf te veranderen. Dit heeft te maken met de manier waarop de kleur wordt geproduceerd. Dit gebeurt door middel van een halfgeleiderelement, dat de kleur bepaalt.
De aansluitplicht werkt twee kanten op. Dit betekent dat deze geldt voor zowel de afname van stroom als het leveren van (duurzame) energie aan het net.
Voor een serieschakeling maakt u gebruik van 1 stoom kring: u schakelt alle LED-inbouwspots achter elkaar. In serie dus. De elektriciteit uit de voeding loopt eerst door de positieve kant van de eerste lamp en vervolgens door de negatieve kant.
Voeding is in een AC en DC variant verkrijgbaar. AC is wisselstroom en wordt gebruikt voor halogeenspotjes. DC is voor gelijkstroom en wordt meestal voor LED-verlichting gebruikt.
Inschakelgedrag bij een LED met een weerstand in serie gaat prima, hogere inschakel stroompiek door de (zeer kleine) capaciteit van de LED is geen enkel probleem aangezien de LED bij inschakelen nog koud is. Sommige soorten LED's zijn efficienter bij pulserende stroom als bij gelijkstroom overigens.
De dichtstbijzijnde waarde in de E12-reeks is 1000 ohm (1k, bruin-zwart-rood), maar de dichtstbijzijnde hogere waarde is 1200 ohm (1k2, bruin-rood-rood). Bij gebruik van SMD-leds kunnen ook SMD-weerstanden worden gebruikt (aanduiding 102 resp 122).
Als de lampen niet dimbaar zijn is het niet mogelijk om deze te dimmen, zelfs niet met een LED dimmer. Het probleem kan ook voorkomen als de driver van een inbouw- of opbouwspot niet dimbaar is, dan is het ook niet mogelijk om de lampen te dimmen en dan kunnen de lampen gaan flikkeren tijdens het dimmen.
E27-lampen en GU10-spotjes werken altijd op 230V en zijn in de meeste gevallen één op één te vervangen.
U kunt LED-lampen dimmen op de conventionele manier met een LED-dimmer. LED-lampen worden vaak niet met een conventionele dimmer gedimd; wanneer u een LED-lamp op een normale dimmer aansluit zal de LED verlichting knipperen, trillen of zoemen.
Het kan! “Kan ik mijn bestaande gloei- of halogeenlampen vervangen door LED-lampen?” Om direct antwoord te geven op deze vraag: ja, in de meeste gevallen kun je gloei-, halogeen- en spaarlampen één-op-één vervangen met LED lampen.
Een transformator met een belasting van 20-70W is ontworpen voor twee lampen. Om ervoor te zorgen dat je de levensduur van de transformator niet verzwakt, zou de collectieve wattage van de twee lampen niet moeten werken op 100% van de maximale belasting.
Transformatoren of afgekort trafo's zijn nodig wanneer er lagere werkspanningen gerealiseerd moeten worden. Sommige producten opereren bij lagere spanningen dan netspanning. Het is dus noodzakelijk ervoor te zorgen dat de juiste werkspanning wordt bereikt, dit is mogelijk met transformatoren.