Tussen 1346 en 1353 verspreidde de Zwarte Dood, ook wel de pest genoemd, zich in een rap tempo door West-Azië en Europa. Op sommige plekken bezweek wel zestig procent van de bevolking aan de ziekte. Historici schatten dat wereldwijd tussen de 75 en 200 miljoen mensen om het leven kwamen.
Gebeurtenissen. Lente – Een ernstige pestepidemie begint op de Krim, wat de eerste grote epidemie van de Zwarte Dood markeert. 18 maart – De Fransen bereiden zich voor om de kanaalkusten te verdedigen. 1 april–20 augustus – Belegering van Aiguillon: De Fransen slagen er niet in om Aiguillon van de Engelse verdedigers te veroveren.
4,5 Infectie met de pestbacterie kan zich manifesteren als builenpest of als longpest. Bij de builenpest ontstaat op de plaats van de vlooienbeet een pustel met daaromheen een donkere flegmone – vandaar vroeger de naam 'de zwarte dood' (figuur 3).
In de veertiende eeuw werd de wereld getroffen door een ernstige pandemie: de pest, een hele besmettelijke ziekte. Deze werd veroorzaakt door een bacterie. In die tijd was er nog geen medicijn, waardoor er 200 miljoen doden vielen.
De pestbacterie is berucht om de pandemie die ze in de 14e eeuw veroorzaakte, de 'Zwarte Dood' genaamd. De ziekte is in West-Europa al meer dan 80 jaar niet meer voorgekomen, maar wordt in sommige delen van de wereld nog wel aangetroffen. Er worden drie hoofdvormen van menselijke pest onderscheiden.
Builenpest kent een hoge mortaliteit; zonder behandeling overleeft minder dan 40% van de geïnfecteerde personen. De meeste sterfte vindt tussen de derde en vijfde dag na de eerste symptomen plaats. De builenpest is met antibiotica effectief te behandelen indien de behandeling tijdig gestart wordt.
De dood lag overal op de loer. Kindersterfte, dijkdoorbraken, hongersnoden, stadsbranden, dodelijke ziekten, plunderende landsheren of grootschaliger oorlogsgeweld beheersten het dagelijks leven.
Onbehandelde sepsis is vrijwel altijd dodelijk. Longpest is de minst voorkomende, maar meest gevaarlijke vorm van pest. Wanneer geen adequate behandeling wordt toegepast binnen 24 uur na de eerste ziekteverschijnselen, is de ziekte nagenoeg altijd dodelijk.
In de middeleeuwen was de zorg voor zieken gebrekkig, zeker voor de gewone bevolking. Geneeskundigen waren schaars en hun kennis beperkt. Geloof en bijgeloof speelden een rol. Kennis over de oorzaak van ziekten ontbrak veelal.
Aangespoord door de Zwarte Dood creëerden overheidsfunctionarissen een systeem van sanitaire controle om besmettelijke ziekten te bestrijden. Hiervoor werden observatiestations, isolatieziekenhuizen en ontsmettingsprocedures gebruikt .
Wereldwijd neemt het aantal pestgevallen de laatste 10 jaar beduidend af. Terwijl er in 2008 nog ongeveer 2700 gevallen aan de WHO werden gerapporteerd, waren dit er in 2018 nog maar 248. Gedurende de afgelopen decennia zijn urbane epidemieën gemeld in onder andere Afrika, Zuid-Amerika en Azië.
Velen dachten dat de ziekte een straf van God was. Omdat niemand wist waar de Zwarte Dood vandaan kwam, kregen minderheden de schuld. Zij zouden waterbronnen vergiftigd hebben of op een andere manier besmetting veroorzaken. Deze gedachte leidde tot vervolging van Joden, bedelaars en mensen met lepra.
Er wordt algemeen aangenomen dat de Zwarte Dood het gevolg was van de pest, veroorzaakt door infectie met de bacterie Yersinia pestis . Moderne genetische analyses geven aan dat de stam van Y. pestis die tijdens de Zwarte Dood werd geïntroduceerd, voorouderlijk is aan alle bestaande circulerende Y. pestis-stammen waarvan bekend is dat ze ziekten bij mensen veroorzaken.
Slag bij Crécy , veldslag op 26 augustus 1346, die resulteerde in een overwinning voor de Engelsen op de Fransen in het eerste decennium van de Honderdjarige Oorlog.
Oorsprong van de pandemie in de 14e eeuw
De uiteindelijke oorsprong van de Zwarte Dood is onzeker : China, Mongolië, India, Centraal-Azië en Zuid-Rusland zijn allemaal geopperd (zie Norris [1] voor een bespreking van de verschillende theorieën).
Beleg van Amsterdam: Jan I van Amstel grijpt tijdelijk de macht in Amsterdam. Het graafschap Nassau wordt verdeeld tussen de broers Hendrik I (Nassau-Siegen), Emico I (Nassau-Hadamar) en Johan (Nassau-Dillenburg). Waalwijk krijgt stadsrechten. De universiteit van Avignon wordt gesticht.
De middeleeuwen staan bekend als een duistere tijd vol ziekte, dood, verderf en viezigheid. Mensen gooiden hun afval gewoon op straat, tandenborstels en zeep waren non-existent, en wie de puberteit haalde was een uitzondering.
Er werd water gedronken, maar vaak werd het vermengd met bier of wijn. Een ander populair drankje was water met honing, en dat werd vaak een tijdje weggezet om te gisten, zodat er alcohol in kwam. Middeleeuwse mensen dronken ongetwijfeld liever bier of wijn dan water.
Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas.
Door het gebrek aan riolering en goede hygiëne konden bacteriën zich explosief vermenigvuldigen, en in de krappe huizen en smalle straten werden mens en dier gemakkelijk besmet. Dat had als resultaat dat veel mensen stierven aan ziekten als dysenterie, lepra en tuberculose.
Maar de ziekte bestaat vandaag ook nog. De uitbraken zijn echter veel beperkter en vooral: dankzij antibiotica is de ziekte te genezen. Er bestaan verschillende soorten van pest, die allemaal door hetzelfde type bacterie worden veroorzaakt, de Yersinia pestis. De bacterie wordt overgedragen door besmette vlooien.
Een van de beruchtste ziekmakers is Yersinia pestis. In de jaren 541-543 na Christus trof deze pestbacterie het Oost-Romeinse Rijk, ook wel Byzantijnse Rijk genoemd, van keizer Justinianus I. De keizer, naar wie de ziekte is vernoemd, kreeg zelf ook de pest, maar overleefde het.
Levensverwachting voor mannen 80,3 en voor vrouwen 83,3
In 2023 was de levensverwachting. (Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. ) bij geboorte 80,3 jaar voor mannen en 83,3 jaar voor vrouwen.
De pest is meerdere malen ontstaan in de loop van de geschiedenis en dit kan opnieuw gebeuren, zo waarschuwen wetenschappers. Het Romeinse rijk keeg in de zesde eeuw na Christus te maken met een vorm van de builenpest die genetisch gezien niet kan worden beschouwd als een voorloper van de moderne pest.
In de middeleeuwen wilde men zo dicht mogelijk bij de kerk begraven worden. Aanvankelijk kreeg alleen de geestelijkheid een laatste rustplaats binnen de kerk, maar gaandeweg werd dit voorrecht ook aan leken verleend. Daardoor werden grafmonumenten en -zerken steeds meer een onderdeel van het kerkinterieur.