Rijke mannen droegen over hun paltrock een tabbaard, een soort wijde mantel met wijde mouwen met een grote kraag. Bij officieel bezoek gebruikte men de tabbaard als plechtig gewaad. De tabbaard was van het duurste materiaal dat men kon betalen. De voering was van bont of een andere mooie stof.
Mode was in de Middeleeuwen voor de rijken heel belangrijk. De rijken kleedden zich modieus en duur om indruk op elkaar te maken. Als er bijvoorbeeld een feest was, versierden zij zich met juwelen, gouden kettingen en kleurige kleding.
Een monnik droeg een habijt, een sober lang kledingstuk, waaraan je kon zien, dat hij in een klooster woonde. 2e Adelstand : edellieden, zoals ridders en koningen. Voor de kleding van deze mensen werden de mooiste stoffen gebruikt zoals fluweel , brokaat en zijde met versieringen van edelstenen, goud en zilverdraad.
Men gebruikte er linnen, wol en leer voor, natuurlijke materialen die in de loop der tijd gemakkelijk vergingen en geen sporen achterlieten. Zij spinden zelf het garen en weefden de stoffen waarvan zij hun kleding maakten. Ook werd vilt gemaakt bijvoorbeeld voor hoeden en winterkleding.
In eerste instantie werd het lichaam vooral verhuld door middel van lange en wijde tuniekachtige gewaden en rechthoekige mantels bij de mannen.Vrouwen droegen eenvoudige rokken die bestonden uit een lange rechthoek. Deze werden bij de taille geplooid en door een gordelsnoer samen gehouden.
Kragen, geborduurde mouwen, fluweel.Arme mensen droegen eenvoudige kleren met sobere kleuren.Vaak droegen ze nog een doek of ander hoofddeksel. Kinderen van rijke ouders werden vaak gekleed als volwassenen.
De vrouwen droegen een linnen kap die meestal rood was, soms blauw of wit. De kappen van de mannen waren meestal blauw.
De stoffen werden door de vrouwen geweven van wol. De vrouwen droegen een wollen of linnen rok, de mannen droegen een broek met een wollen of linnen hemd. De mouwen en de halsopening waren versierd met een zoompje van een naaiwerk. De rok was een lange lap.
Een ridder droeg beschermende kleding zoals een maliënkolder, helm, laarzen met beschermend metaal en beschermende stukken hard leer over de armen en benen.
Rijke mensen droegen voornamelijk zwarte kleding. Zwarte kleding straalde zelfverzekerdheid uit. Ook waren de witte kragen in de 17e eeuw in de mode. Alleen rijke mensen konden meegaan met de mode, omdat zij daar genoeg geld voor hadden.
Was het kind uit de luiers gegroeid, dan kreeg het eigenlijk dezelfde kleding aan als de ouders. Jongens droegen tot ongeveer vijf jaar dezelfde kleding als meisjes. Alleen aan het hoofddeksel kon je soms zien dat het kind een jongen was. Daarna droegen de jongens dezelfde kleding als hun vader.
Kleren. Monniken droegen een pij (lange jurk/hemd met hoofdkap) en meestal sandalen. De nonnen die lesgaven op scholen en verpleegden in ziekenhuizen droegen een jurk, een schort, een hoofddoekje en een kap. Nog iets opmerkelijks: de monniken lieten zich zo kaalscheren dat alleen een randje haar om hun hoofd bleef.
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.
Vooral de rijke mensen, de koningen en de mensen van adel, woonden in kastelen. De ridders woonden vaak in landhuizen. Vaak kwamen veel mensen samen in de grote zaal van een kasteel. Daar werd met veel mensen gegeten of werden zaken geregeld.
Mondaine mannen en vrouwen kleedden zich in die tijd met rijkelijk gebrocheerde, gedamasceerde of geborduurde zijde met schitterende kleuren en patronen. Het silhouet van de vrouwen werd gevormd door korsetten en hoepelrokken die varieerden naargelang de periode.
Rijke Stoffen: De kleding van vrouwen in de Gouden Eeuw was gemaakt van luxe stoffen zoals zijde, fluweel en satijn. Deze stoffen waren vaak versierd met borduurwerk en kralen. 3. Korte Mouwen en Hoge Tailles: Jurken hadden meestal korte mouwen en een hoge taille, die net onder de buste zat.
De eerste middeleeuwse ridders vochten in maliënkolders, die waren gemaakt van een heleboel ijzeren ringetjes. Die waren heel soepel, de ridders konden er makkelijk in bewegen. Onder een maliënkolder droegen ze een wambuis. Dit was een soort vest wat de meeste klappen van slagwapens opving.
In de middeleeuwen waren de belangrijkste wapens voor de gewapende ridder te paard het zwaard en de lans. Eventueel kon hij daarnaast een dolk en een knots met ijzeren beslag gebruiken.
We denken dat mensen in de steentijd eerst hun kleren maakten van dierenhuiden, vooral van hertenleer, de eerste boeren maakten ook linnen en nog later gebruikte men ook wol. Hoe de vorm van de kleding in de prehistorie er uitzag, is dus een beetje gokken. Misschien droegen mannen niet hetzelfde als vrouwen.
Hunebedbouwers werden niet ouder dan 50 jaar, maar af en toe konden de mensen een leeftijd van 60 jaar halen. De gemiddelde leeftijd van de hunebedbouwers was 35 jaar. Dit is te verklaren doordat veel vrouwen overleden bij het kraambed en dat er een hoge kindersterfte was.
Hun kleren zijn versiert met kant, fluweel en hebben veel kleur. Het katoen voor de mantels is vaak mooi bedrukt. De meeste kleren zijn in de kleuren rood, blauw en goud gemaakt. Nieuw zijn de driekwart mouwen, waarbij de vrouwen ook weer armbanden kunnen dragen.
Vrouwen. De middeleeuwse vrouwen stierven gemiddeld rond het 39ste jaar. Een sterftepiek ligt tussen 30 en 39 jaar.
Al in de Middeleeuwen is er een onbereikbaar schoonheidsideaal voor vrouwen: kleine borsten, afhangende schouders, een bolle buik en een dikke kont. Deze vrouwen doen er alles aan om te voldoen aan dit middeleeuwse ideaalbeeld.
Vrouwen van het gewone werkvolk moeten vaak net als hun mannen werken om geld. Dat is nodig, want van het loon van de man alleen kan een heel gezin niet leven. Dus werkt bijna heel de familie mee. Thuis gaan de vrouwen wol kammen en schoonmaken om te spinnen en ook het weven behoord tot aan de vrouw.