Een verbindingsboog zorgt ervoor dat twee noten van dezelfde hoogte als één noot gespeeld worden. Veelal gebruikt bij syncopen of om de notatie wat te vereenvoudigen. In Sibelius heet dit een “tie”.
Een legatoboog is een symbool in muzieknotatie dat als boog boven of onder een groep noten gezet wordt om aan te geven dat de tonen aan elkaar vast gespeeld moeten worden (legato).
Legato is een speelwijze waarbij de muzieknoten zo worden gespeeld of gezongen dat ze in elkaar overlopen, of naadloos aaneengelast klinken. De Italiaanse muziekterm betekent gebonden (Latijn: ligare = 'vastbinden, verbinden, verenigen, aaneensmeden').
Puntering (van puntéren) is een muziekterm die de verlenging van een nootwaarde aangeeft door middel van een puntje achter een noot. Puntering kan ook voorkomen bij rusten. Gepunteerde rusten worden op dezelfde wijze verlengd als noten.
Een overbinding is een boog waarmee wordt aangegeven dat twee noten als één gespeeld moeten worden, waarbij de overgebonden noten aan weerszijden van een maatstreep staan of zich in verschillende tellen van de maat bevinden.
Een verbindingsboog zorgt ervoor dat twee noten van dezelfde hoogte als één noot gespeeld worden. Veelal gebruikt bij syncopen of om de notatie wat te vereenvoudigen. In Sibelius heet dit een “tie”. En een “tie” maak je door de eerste noot te selecteren en vervolgens op de 'enter' knop van je keypad te typen.
Staccato is het los van elkaar spelen van de noten van muziek. De lengte van elke noot wordt korter en er is een korte stilte hoorbaar tussen elke twee noten. Het tempo van het muziekstuk blijft hierbij gelijk. Staccato wordt genoteerd met een punt boven elke noot.
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij. De helft van 2 is 1, dus duurt hij in totaal 3 tellen.
De langste notenduur die in onze tijd in het algemeen gebruikt wordt is de hele noot. Vaak wordt daar een waarde van vier tellen aan toegekend als de teleenheid de kwartnoot is. In vroeger eeuwen hebben nog langere notenwaarden dan de hele noot bestaan. Een oude naam voor de hele noot is de semibrevis.
Een halve noot staat tot een kwartnoot als 2:1 in tijdsduur. Er passen dus twee kwartnoten in één halve noot. Er passen dus ook vier kwartnoten in een hele noot. Een kwartnoot staat tot een achtste noot als 2:1 in tijdsduur.
De lengte van een geografisch nummer bedraagt in Nederland tien cijfers (hierbij is de +31 weggelaten, maar niet de eerste 0). In België zijn dit negen cijfers. De lengte van een niet-geografisch nummer kan variëren.
Om de G-sleutel te tekenen begin je onderaan de notenbalk en eindig je met een krul op de 2e lijn van de notenbalk. Op deze plaats is de “G” noot gelegen. Nu weten we welke toon hoort bij de noot op die tweede lijn van de notenbalk.
De Italiaanse term legato is afkomstig van het het Latijnse woord 'ligare' dat 'verbinden' of 'vastbinden' betekent. Door het verbinden van de noten klinken er geen stiltes tijdens een serie noten of frase. In een partituur wordt de legato-speelstijl aangegeven met bogen onder of boven een groep noten.
A, B, C, D, E, F en G.
Nou, als je leert op een piano met 88 toetsen, dan is de eerste noot een A, de volgende een B en ga zo maar door. Onthoud dat wanneer je G hebt bereikt, het muzikale alfabet weer vanaf het beginpunt begint.
De viool- of G-sleutel is het teken aan het begin van de notenbalk dat bepaalt dat de noot door het tweede lijntje van onder als de toon g klinkt.
Wat is een achtste rust gelijk aan? Achtste rust is gelijk aan de duur van een achtste noot: 1/2 a BEAT. De ACHTSTE RUST. Achtste rusten hebben één boog, net als één vlag of straal van de achtste noot.
De hele rust heeft, net als de hele noot, een duur van 4 tellen.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
Iemand die al over een beetje kennis van de piano en muzikaliteit beschikt, kan in vier maanden piano leren spelen. Een beginner kan hetzelfde in zes maanden doen. In deze vier of zes maanden ontdekt de beginnend muzikant alleen de basis van het instrument.
Als we van de achtste noot weer twee keer zo klein gaan, krijgen we een zestiende noot die maar een kwart tel lang is (er passen vier van deze noten in één tel). De zestiende noot heeft twee vlaggetjes aan de stok.
Een motief is een klein stukje muziek van een paar tonen. Als het motief een klein melodietje is, noem je het een melodisch motief. Als het motief een ritme is, noem je het een ritmisch motief.
Staccato is een speelwijze waarbij opeenvolgende noten duidelijker van elkaar gescheiden worden, door de noten iets korter te maken. Het is het tegenovergestelde van legato.
Staccato is een speelwijze van kort klinkende noten en is van oorsprong een Italiaanse term. Je laat de noot of het akkoord na het aanslaan hiervan dus niet doorklinken, maar breekt de klank weer snel af (korte stiltes). Hierdoor krijg je zeer korte, recht toe- recht aan noten.
A capella zingen betekent dat je een stukje, of een heel nummer, zingt zonder begeleiding van muziekinstrumenten. Je zingt hierbij alleen of in een koor. De stem wordt als instrument gebruikt. A capella zingen is zowel een muziekstijl als een zangtechniek, die in vroeger tijden vooral gebruikelijk was bij kerkmuziek.
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen als melodie zijn 'zanglijn', 'deuntje' of 'wijsje'. Als er door variatie in toonhoogten en toonduur binnen een bepaald ritme een muzikale lijn bestaat die 'aanvoelt als een eenheid', kun je spreken van een melodie.