Maak af en toe eens een praatje, los van de schoolopdrachten. Hiermee stel je leerlingen wat meer op hun gemak. Wanneer leerlingen toch een keer een negatieve emotionele uitbarsting hebben, benader ze dan rustig en vraag wat er aan de hand is.
Formuleer regels positief. In plaats van 'We praten niet', zeg je beter: 'We werken in stilte' of 'We steken onze vinger op. ' Stel niet te veel regels op, zeker voor jongere leerlingen. Kies er een paar uit waarmee je het meest storende gedrag opvangt en herhaal ze regelmatig, mondeling of met pictogrammen.
Het bevorderen van goed gedrag
Jouw aanmoediging, aandacht, kus of knuffel stimuleren positief gedrag bij je kind. Net zoals het belangrijk is goed gedrag te belonen, is van belang dat je nalaat om negatief gedrag te belonen. Hoe kun je dit doen? Bijvoorbeeld door het ongewenste gedrag actief te negeren.
De afspraken om rust in de klas te krijgen zijn niet duidelijk. Rust in de klas creëer je door samen afspraken te maken over hoe je met elkaar omgaat. In de meeste groepen worden wel regels afgesproken waar je je aan te houden hebt. Soms zijn het schoolbrede regels, maar meestal worden ze wel per groep gemaakt.
Regels: leidraad en toetssteen
Vanaf dag één leren de kinderen om hun jas aan de kapstok te hangen, niet te hollen in de gangen, elkaar niet te storen in de klas, et cetera. Net als in het verkeer zorgen deze regels ervoor dat kinderen en medewerkers op school samen kunnen leven en werken.
Begin met het vertellen van het doel van je les; de kennis en/ of de vaardigheden die de leerlingen aan het eind gaan weten en/ of kunnen. Zorg voor een boeiende “haak”; iets wat aansluit bij de leerlingen, iets wat ze interessant vinden of waarvan je zeker weet dat ze willen weten wat het is en/of hoe het werkt.
KIJK kinderen zijn visueel gericht; ze gebruiken 'kijk' woorden zoals bijvoorbeeld: “zie je dat, dat is rond”. KIJK kinderen zien letterlijk plaatjes, ze kijken omhoog. Een visueel kind is aan het kijken en ziet soms letterlijk een film voor zich afspelen. Die beelden kunnen snel gaan en daarom praten ze ook vaak snel.
Geef een keuze
Wanneer je de regel of afspraak al een keer op een 'normale' toon hebt gezegd dan is deze herinnering voor de meeste kinderen voldoende. De kinderen zullen zich naar wens gedragen. Overtreed een leerling de regel opnieuw dan is het tijd om een keuze te stellen.
De school vindt jassen in de klas onveilig. Bij lessen als scheikunde of techniek kan een overdaad aan jassen gevaren opleveren voor de leerlingen. Bovendien moeten de scholieren tegen elkaar beschermd worden. Mevrouw Bloem: ,,In jassen kun je ook voorwerpen verbergen om klasgenoten mee te bedreigen.''
Hoe krijg je structuur in je klas? Dagindeling Door een vaste dagindeling die zichtbaar is voor iedereen (digibord, kaart in de klas), geef je aan wat de kinderen kunnen verwachten op die dag en op welk moment. Het is heel goed om na te denken over de dagindeling en inspanning en ont- spanning voldoende af te wisselen.
Je gebruikt organisatorische vaardigheden, zoals plannen, organiseren, coördineren, leidinggeven, controleren en het verzorgen van communicatie. Zo zorg je voor een veilige omgeving waarin kinderen beter kunnen leren en waarin pestgedrag geen plek krijgt.
Organisatorische vaardigheden zijn onmisbaar bij het managen van een klas. Naast het organiseren zelf gaat het om het plannen, coördineren, leidinggeven en het controleren van leeractiviteiten. De leerkracht moet het onderwijs zo organiseren dat alle leerlingen voldoende aandacht en tijd krijgen om te leren.
Negeren als vorm van emotioneel misbruik
Wanneer een ouder het kind vaak en voor een lange tijd negeert, onttrekken ze zich uit deze relatie. Het kind zal zich verlaten, afgewezen, machteloos, ongewenst, onbemind en gefrustreerd voelen.
De leerling wil ontsnappen aan een bepaalde taak, een persoon of een situatie. We zien dit gedrag bijvoorbeeld optreden als het gegeven onderwijs te saai, te makkelijk of te moeilijk is. Het gedrag kan voortkomen uit onzekerheid, onrust of een gebrek aan motivatie.
Een gedragsprobleem kan komen door een gedragsstoornis, maar kan ook een combinatie zijn met een ander probleem, zoals ADHD, autisme of een hechtingsprobleem. Ook kan een gedragsprobleem vaak niet aan een diagnose worden gekoppeld. Een kind heeft boze buien, moeite met luisteren, zit niet lekker in zijn vel.