Als je kind 3 jaar wordt, gaat hij zijn zinnen steeds verder uitbreiden, tot vier- en vijf-woordzinnen. Je kleine kan op deze leeftijd al ongeveer 1.000 woorden zeggen, en hij begrijpt er 1.250. Onder die woorden zijn ook abstracte begrippen, zoals gevoelens en bijvoeglijk naamwoorden.
Samen kleien, verfen, knippen en plakken vinden kinderen ook heel leuk. - U kunt wat speelgoed verstoppen en het eerst samen gaan zoeken, en daarna uw dochter alleen laten zoeken. - Uw dochter heeft veel speelgoed. U kunt elke dag een paar (niet te veel) 'nieuwe' speelgoedjes geven, en de oude weer even opbergen.
Samenspelen is nog moeilijk
Peuters kunnen nog niet goed delen, op hun beurt wachten bij een spelletje of een ander iets gunnen. Ze hebben nog niet zo door dat anderen ook gevoelens en wensen hebben. Wat ze wel doen, is goed naar elkaar kijken en nadoen. Pas tussen de 3 en 4 jaar gaan kinderen echt met elkaar spelen.
Taal en spraak bij kinderen van 3 tot 3,5 jaar
Rond de derde verjaardag maakt een kind zinnetjes van minimaal drie tot vijf woorden; ook gebruikt het soms al moeilijke woorden. Door te luisteren leren kinderen zinnen begrijpen en daardoor ook zelf zinnen te vormen.
Een kind van 3 jaar kan al wat beter alleen spelen, maar twintig minuten is lang. Je peuter wil graag veel uitproberen; alles is interessant. Geef hem of haar veel kans om te ontdekken. Zorg voor afwisselend speelgoed, voor spullen in huis waar je kind mee kan spelen, en ga regelmatig samen naar buiten.
Vanwege het gedrag van je peuter in deze fase wordt deze periode nogal eens de 'peuterpuberteit' genoemd. Je peuter is bezig met de ontwikkeling van zijn eigen persoonlijkheid. Hij is vaak dwars en koppig, maar kan ook ontzettend veel plezier hebben, of onzeker zijn. Hij valt van de ene emotie in de andere.
Kortom kinderen horen minimaal 3 uur per dag buiten te spelen dus we kunnen er veel aan doen om dit waar te maken. Ook al hebben we er geen voldoende gelegenheid voor. We kunnen het altijd als ouder-verzorger zelf opzoeken en optimaal benutten. Als het fijn weer is kunnen ze zelfs buiten huiswerk maken of boek lezen.
Redenen waarom je kind niet speelt kunnen zijn:
misschien heeft je kind teveel keuze aan speelgoed om zich heen. niet het juiste speelgoed qua interesse van je kind. niet genoeg speelruimte, daar bedoel ik een vloeroppervlakte mee. het speelgoed is niet passend bij de ontwikkelingsfase van je kind.
De meeste baby's tussen de 7 en 12 maanden benoemen hun ouders als “mama” of “dada”. De eerste woordjes (anders dan mama of dada) leren de meeste baby's rond 19 maanden. Tegen de tijd dat je kleintje 2 jaar is, praat hij of zij in zinnen van 2 tot 4 woorden.
Vooral de letter R is voor veel kinderen lastig: deze wordt vaak vervangen door de L, J of W. Het kan ook zijn dat je kind zijn ademhaling op een verkeerde manier gebruikt als hij iets praat. Slissen of lispelen betekent dat de sisklanken – de S en de Z – verkeerd worden uitgesproken.
Een taalachterstand kan ontstaan als een kind zijn moedertaal weinig hoort of spreekt. Door meer taalaanbod, haalt het kind de achterstand vaak weer in. Bij een taalontwikkelingsstoornis is er meer aan de hand. Er is iets mis met het aangeboren vermogen om taal te leren.
Naarmate het kind wat meer ervaring op doet in het samen spelen, zal het wat vaker gaan afspreken en ook wat langer willen en kunnen spelen. Al is over het algemeen twee uurtjes spelen voor kleuters toch wel genoeg. En op de kleuterleeftijd is het beter om niet meer dan één kind te spelen te vragen.
Kinderen leren het meeste in het gezin. Zoals aankleden, kleuren herkennen, op je beurt wachten, op een prettige toon praten in plaats van schreeuwen en zelf problemen oplossen. Nieuwe vaardigheden en nieuw gedrag leren peuters het beste als daar (ook) thuis aandacht voor is.
Bij peuters is de ontwikkelingsvoorsprong al iets duidelijker te herkennen. Zo is een hoogbegaafde peuter zeer ondernemend, motorisch erg vaardig en zelfstandig. Daarnaast hebben ze een goede ruimtelijke oriëntatie en ontwikkelen ze snel het begrip voor bijvoorbeeld kleuren, cijfers en hoeveelheden.
Je kind begint de eerste woordjes te zeggen als het één tot anderhalf jaar oud is. Als je kind vier jaar wordt, kan het al (eenvoudige) zinnetjes maken. Wanneer je dagelijks veel aandacht besteedt aan praten met je kind en luisteren, dan leert het steeds beter praten.
Gemiddeld zegt een kind rond zijn eerste verjaardag zijn eerste woordje. Denk bijvoorbeeld aan mama, papa, poes, hond, auto, bal of dag. Het is niet zo gek dat je kind juist één van deze woorden kiest. Hij ziet of hoort hen dagelijks!
Ze kunnen niet zo goed lang stilzitten en zijn graag bezig met speelgoed waar actie en beweging in zit. Dingen die geluid maken, met lichteffecten en een racebaan vinden ze bijvoorbeeld erg leuk om mee te spelen. Maar ook klimmen, voetballen, buitenspelen, verven en bouwen doen ze graag.