De meeste tot slaaf gemaakten werden doorverkocht. Degenen die op Curaçao achterbleven, werden ingeschakeld voor allerlei soorten werk. In de stad en haven moesten zij onder meer goederen in- en uitladen en helpen op de werven.Ze hielpen bij bouwwerkzaamheden en deden huishoudelijk werk.
De slaven mochten vanaf toen tegen betaling in hun huisje wonen en hun stukje grond bewerken. Om dit te betalen moesten ze één dag voor de shon (eigenaar van de plantage) werken. De armoede en honger waren zo groot dat sommigen de gouverneur vroegen de slavernij weer in te voeren.
Na de Zevenjarige Oorlog van 1763 droogde de slavenhandel met de Spanjaarden op Curaçao grotendeels op. Dat de slavenhandel ondanks de lage winstmarges werd voortgezet, kwam onder andere doordat veel handelaars ook belangen hadden in plantages in Suriname. Hiervoor hadden zij de slaven nodig.
In de Nederlandse koloniën Curaçao en Suriname werden de slaven verkocht. Ze moesten werken op de plantages daar. De schepen voeren de producten die van de plantages kwamen, zoals koffie, tabak en suiker, mee terug naar Europa (blauwe pijl). De producten werden daar voor veel geld verkocht.
Een lange geschiedenis
Zo leerden de Portugezen de slavernij kennen. Zij begonnen ook met de handel vanaf de Afrikaanse Westkust en beschermden deze door het bouwen van forten, waaronder het fort São George der Mina, het later Elmina. Omstreeks 1630 gaan de Hollanders zich met de slavenhandel bezighouden.
Nederland verovert Curaçao in 1634 op Spanje. Het eiland is lange tijd een strategisch handelscentrum. Hier vandaan worden de tot slaaf gemaakte mensen die uit Afrika zijn aangevoerd doorverkocht aan andere gebieden, waaronder Suriname.
In de 17e en 18e eeuw was de driehoekshandel op zijn hoogtepunt en werden grote aantallen slaven door vooral Portugese, Engelse, maar ook Spaanse en Nederlandse handelaren gekocht aan de kust van West-Afrika en verkocht in Amerika. De huidige schatting is dat 12 miljoen slaven zijn vervoerd vanuit Afrika naar Amerika.
Hebben slaven geld? Slaven mogen volgens de wet geen loon ontvangen of geldzaken doen. Toch zijn slaven in Suriname, maar vooral ook op Curaçao, niet helemaal van financiën verstoken. Ze verdienen zelf geld door producten te verkopen of door voor zichzelf te werken met toestemming van de meester.
Het leven op de plantages is voor de slaven heel slecht. De meesten moeten zwaar werk doen, wel 60 tot 96 uur per week. En altijd is er de zweep voor wie niet hard genoeg zijn best doet volgens de opzichter. De slaven krijgen maar tweemaal per dag te eten: het is niet veel en bijna altijd hetzelfde.
Naast Bantu-slaven maakten de Somaliërs ook tot slaaf van de Chamito-Semitische pastorale volkeren . Veel Oromo's werden dus gevangen genomen tijdens oorlogen en invallen. Er waren echter zeer duidelijke verschillen in de perceptie en behandeling van Oromo-slaven in vergelijking met Bantu-slaven.
Michiel de Ruyter (1607-1676)
Die handelsroutes waren voor een groot deel gebaseerd op de slavenhandel waarmee de de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden veel geld verdiende. Aan de westkust van Afrika, waar de bevolking vaak tot slaaf werd gemaakt, vocht De Ruyter daarom verschillende oorlogen uit met Engeland.
Onder de noemer Antillianen zijn in Nederland de inwoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden en hun nazaten bekend. Het betreft de inwoners van de Benedenwindse eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao, en de Bovenwindse eilanden Saba, Sint Maarten en Sint Eustatius.
Sindsdien werd het eiland "Curaçao" genoemd, naar het Portugese woord "cura" voor genezing.
Soorten slaven
Huisslaven werkten in het huis van de meester. Veldslaven verrichtten arbeid op de plantage. Fabrieksslaven werkten in de nijverheid, bijvoorbeeld in de suikerfabrieken. Foetoeboys waren slaafgemaakten die altijd in de buurt van (de voeten van) de meester moesten blijven.
In Afrika, Indiaans Amerika en Azië konden vele belangrijke economische activiteiten alleen met slaven worden uitgevoerd. Havens, schepen, mijnen en plantages werden in die werelddelen alle door slaven bemand.
Als Nederland de slavernij in 1863 in haar koloniën afschaft, zijn de slaven nog niet echt vrij. Ze zijn verplicht nog tien jaar te werken voor een plantage-eigenaar, al mogen ze die nu zelf uitkiezen. Dat heeft de overheid bepaald omdat de plantages alleen kunnen blijven bestaan als er goedkope werkers zijn.
Zoals staat geschreven in het boek 'Disposable People: New Slavery in the Global Economy: “In 1850 kostte een gemiddelde slaaf in het zuiden van Amerika, omgerekend naar hedendaags geld, $ 40,000. Nu kost een slaaf wereldwijd gemiddeld $ 90.”
Tussen 1519 en 1867 vonden wereldwijd naar schatting 27.233 slaventransporten plaats. Tijdens deze reizen stierven ongeveer 3.000.000 Afrikanen.
In tijden van de slavernij waren de angisa's en koto's niet weg te denken. Deze klederdracht werd gedragen door de tot slaaf gemaakten om het vrouwelijke lichaam zo veel mogelijk te bedekken. De koto bestaat uit een wijd uitstaande rok en de yaki (een jasje). Het werd bij wet verplicht een koto te dragen.
Als laatste land ter wereld schafte Mauritanië de slavernij af, in 1980.
Ook Nederlandse kooplieden deden mee aan die handel. Ze haalden die mensen uit Afrika. In de 18e eeuw werd er veel oorlog gevoerd tussen verschillende stammen in Afrika. Het stamhoofd nam zijn vijanden gevangen en verkocht deze als slaven aan een Nederlandse koopman.
Degene die het eigendom is van de ander wordt gedwongen om voor de eigenaar zwaar werk te verrichten, tegen weinig of vaak zelfs helemaal geen loon. Zo iemand heet een slaaf en zijn lichaam is het bezit van de landeigenaar.
De slavenhandel begon toen de Afrikaanse vorsten gijzelaars uitleverden aan de Europese handelaren. De Europeanen zagen echter al snel brood in de mensenhandel en vooral de Portugezen zetten een grootschalige slavenhandel op touw.
Hoe werd iemand slaaf? Mensen werden als slaaf meegenomen als ze bijvoorbeeld hun vrijheid kwijt waren, vanwege een misdaad of schulden. Ook mensen waarvan hun ouders slaaf waren, werden automatisch slaaf. De meeste slaven werden gewoon uit hun dorp gehaald en vanuit Afrika meegenomen naar Amerika, de plantages.
Het leven is loodzwaar voor de tot slaaf gemaakten. Zo moeten ze suikerriet oogsten in de brandende zon en zijn werkweken van 60 tot 100 uur normaal. Door zware straffen, slechte behuizingen en ziekte verliezen duizenden mensen hun leven.