Het dominant septiemakkoord (V7) is het meest gebruikte dominantakkoord met de sterkste dwang naar de tonica. De akkoorden met dominant karakter zijn: V, VII en (in mindere mate) III.
Bij de Majeurtoonladders zijn de I, IV en V akkoorden de Majeur Akkoorden, in het geval van de C-Majeur toonladder dus de C-majeur, F-Majeur en G-Majeur. De II, III en VI akkoorden van de Majeurtoonladders zijn de Mineur Akkoorden. Hier dus de D-mineur, E-mineur en de A-mineur.
Tijd voor wat nieuws: zet je meerdere akkoorden achter elkaar, dan heet dat een akkoordprogressie. We gaan het hebben over trappen, spanningsopbouw, leidtonen, oplossen en sus-akkoorden. Het is even studeren, maar het zal daarna minder moeilijk zijn om de structuur van akkoordenschema's te begrijpen!
C-majeur, C grote terts of C-groot (afkorting: C) is de majeur toonsoort met als grondtoon c. C-majeur is tevens de naam van het akkoord op de eerste trap van de C-toonaard.
Een akkoordenschema wordt meestal genoteerd op muziekpapier dat is onderverdeeld in 10 of 12 rijen notenbalken, verdeeld in 3 of 4 kolommen. In de eerste kolom wordt de G-sleutel aangegeven met de maat waarin het stuk gespeeld moet worden. In iedere kolom staan een of meer akkoordsymbolen.
Het is verstandig om te beginnen met de open akkoorden. Open akkoorden worden op de eerste drie frets gespeeld (frets zijn de metalen stripjes op de hals van je gitaar), hebben elk een unieke vorm en bevatten één of meer open snaren – dat zijn snaren die je niet hoeft in te drukken.
Heb je één kruis in de kantlijn en is de laagste toon aan het einde een G, dan is de toonsoort G majeur. Is het een E, dan is de toonsoort e mineur. Je kan het ook anders doen: is het laatste akkoord een majeur-akkoord, dan is de toonsoort G majeur. Eindigt het in een mineur-akkoord, dan is de toonsoort e mineur.
d-mineur of d klein (afkorting: Dm) is een toonsoort met als grondtoon D.
Je kunt mineur akkoorden zowel bij open akkoorden als bij de barré akkoorden vormen. Een ezelsbruggetje: Een mineur akkoord klinkt droevig/melodramatisch. Een majeur akkoord klinkt vrolijk/opgewekt.
Het sus-4-akkoord. De afkorting "sus" komt van het Engelse suspended en betekent voorgehouden. Het sus-4 akkoord is een akkoord waarbij een van de akkoord-tonen, de terts, is vervangen door de vierde, de kwart dus.
Dit doe je door eerst de grondtoon van een melodie te leren horen. Daarna ga je de tonen van de melodie op een rij zetten, waarbij je de rij begint met de grondtoon. Deze volgorde van tonen is de toonladder van de melodie. Vervolgens kun je een overzicht maken met de akkoorden die horen bij jouw melodie.
In principe past elk akkoord bij elkaar. Maar om het makkelijk te houden, kan je bijvoorbeeld een A, E, D spelen. Blues is ook leuk (zoals hierboven gezegd). Je kan ook een stapje verder gaan en akkoord patronen spelen (zoals de majeur).
Om het super simpel te houden gebruiken we de akkoorden G, D, Em en C. De akkoorden worden in verschillende volgorden gebruikt. Dit zie je achter de titel van het liedje staan.
Toonsoort bepalen
Als je de toonsoort van een muziekstuk omschrijft, doe je dit met de eerste toon, ofwel de grondtoon van de toonladder. Dit kan in principe iedere toon zijn. Daarnaast geef je aan of de muziek in majeur of mineur is, zodat je ook de volgorde van de toonladder weet.
Van alle 7 akkoorden in een toonsoort, zijn slechts 4 akkoorden heel belangrijk. Welke akkoorden zijn dat? Het antwoord: het eerste, dan het vijfde, dan het zesde en tot slot het vierde akkoord in een toonsoort. Dus als je dit bijvoorbeeld in de toonsoort C speelt kom je uit op: C G Am F.
6. Als het getal 6 achter de grondtoon van het akkoord staat, betekent dit dat er een grote sext aan toegevoegd is - altijd een grote sext. Een subdominant heeft vaak een toegevoegde sext, maar andere functies kunnen dit ook hebben (zie artikel over functie-analyse). C met toegevoegde sext.
Het is de noot waar alle andere noten als het ware naartoe verwijzen, of uit afgeleid zijn. Als een klassiek stuk de naam 'Prelude in D' heeft, dan is D ook de grondtoon van het hele muziekstuk. De bladmuziek is dan opgeschreven in de toonladder van D, en vaak bevat het slotakkoord van het muziekstuk ook de grondtoon.
Speel je gitaar zonder plectrum, dan gebruik je je vingers. Dit wordt ook wel 'fingerstyle' of 'fingerpicking' genoemd. Een belangrijk voordeel daarvan is dat je meerdere gitaarsnaren precies tegelijk kunt aanslaan (hoewel plukken dan een beter woord is). Bovendien geeft het een iets warmer geluid.
Als je een beginner bent die niet op zijn gitaar oefent dan zul je een beginner blijven. Het is normaal gesproken nodig om per dag een half uur te spelen. Er zullen wat songs zijn om door te nemen naast wat oefeningen, gehoortraining en muziektheorie. Doe het allemaal anders kom je echt niet verder.
Ga stap voor stap aan de slag en speel iedere dag een half uurtje, je zult zien dat je dan beetje bij beetje leert spelen. Vaak wordt gezegd dat je om écht goed gitaar te leren spelen, je er minimaal 10.000 uur, dus 416 dagen van 24 uur, dus 1250 dagen van 8 uur.. aaneengesloten moet spelen.
Een cadens (of 'cadenza') is meestal de climax van een soloconcert, bijvoorbeeld een vioolconcert of pianoconcert. Het komt daarom meestal vóór het slotdeel, als een soort ontknoping. De solist wordt eventjes niet begeleid en kan zijn virtuositeit de vrije loop laten.
Een terts is een interval tussen twee muzieknoten, namelijk die tussen de grondtoon en de daarboven liggende derde op de diatonische toonladder.
In de muziek bestaan er duizenden akkoorden die gebruikt kunnen worden, maar gelukkig zijn vier akkoorden vaak al genoeg om veel verschillende liedjes te spelen. Om bij het begin te beginnen, zijn akkoorden een samenklank van drie of meer tonen. Bij een gitaar ontstaan deze tonen door het aanslaan van snaren.