Sluitertijdvoorkeuze (de Tv- of S-stand) Bij de Tv- of S-stand heb jij de controle over de gekozen sluitertijd en ISO en past je camera de diafragma zelf aan. Zo kun je er zelf voor kiezen om een bewegend onderwerp in beeld te 'bevriezen' of juist het gevoel van de beweging mee te geven.
Wat betekent AF-S? De afkorting AF-S staat voor Auto Focus Silent oftewel stille automatische scherpstelling en geeft aan dat het objectief over deze functionaliteit beschikt. Voor deze stille scherpstelling zijn ze uitgerust met een SWM (Silent Wave Motor).
M (Manual Exposure) (Handmatige belichting): hiermee kunt u foto's maken met de gewenste belichting door de sluitertijd en de diafragmawaarde aan te passen.
5. De program (P) stand van een camera. De program stand van een camera is het beste te vergelijken met de automatische stand, maar dan met nog meer controle. Zo berekent de camera in deze stand zelf de beste instellingen voor diafragma en sluitertijd en kan je zelf de ISO waarden instellen.
Wat is een korte of lange sluitertijd? Sluitertijden langer dan 1/100e van een seconde, zoals 1/60e of 1/15e, vallen onder lange sluitertijden. Sluitertijden korter dan 1/100e van een seconde, zoals 1/500e of 1/2000e, worden korte sluitertijden genoemd. Zo'n sluitertijd is echt maar een fractie van een seconde.
Een andere tip om bewegingsonscherpte te voorkomen is de volgende: een vuistregel om scherpe foto's uit de hand te nemen is dat je sluitertijd minimaal gelijk moet zijn aan je brandpuntsafstand (lengte van de lens x crop factor). Dus een 200mm op een 1.6 cropcamera vraagt om een sluitertijd van minimaal 1/320 sec.
Op een zonnige onbewolkte dag werkt het als volgt: Een goede belichting van een frontaal belicht onderwerp op een zonnige dag kan gemaakt worden met diafragma f/16 en een sluitertijd van 1/ISO. Dus bij een ISO waarde van ISO 100 stel je de camera in op f/16 met een sluitertijd van 1/100.
De "F" in F-stop staat voor de "focal length" of de brandpuntsafstand van de lens. Hoewel de brandpuntsafstand zelf verwijst naar het gezichtsveld van een lens, gaat het bij de F-stop om de hoeveel licht die je via het diafragma op de sensor laat vallen.
Over het algemeen geldt: hoe kleiner het F-getal, hoe meer licht in de camera komt en hoe meer vervaging u kunt hebben. Elke lens heeft een minimaal F-getal. Dit wordt het maximale diafragma van de lens genoemd.
Op veel systeemcamera's vind je bovenop het toestel een draaiwieltje. Door dit wiel naar rechts te draaien verkort je de sluitertijd. Als je het wieltje naar links draait, maak je de sluitertijd langer. Vaak stel je de sluitertijd ook in via het scherm of via de bedieningsknoppen van je camera.
Met de functie Handmatige scherpstelling (MF) past de fotograaf zelf, en niet de camera, handmatig de scherpstelling aan. Hoewel fotograferen met autofocus (AF) gebruikelijker is bij digitale camera's, is MF effectief wanneer het moeilijk is om scherp te stellen met autofocus, zoals bij macrofotografie.
Zit de sluiter dicht, dan valt er geen licht op de sensor. Om een foto te maken moet de sluiter even 'open' zodat er licht op de sensor valt. Hoe lang de sluiter licht doorlaat op de sensor, wordt de sluitertijd genoemd.
Av (Aperture Value) is de diafragmastand op een Canon-camera. Letterlijk vertaald betekent het diafragmawaarde. Deze stand (Av) zie je terug op alle Canon-camera's. Wanneer je op deze stand gaat fotograferen, spreken we over de diafragmavoorkeuze.
Je ziet dan op het objectief de combinatie AF-S staan. Deze lenzen (objectieven) kan je dus op alle Nikon-body's gebruiken. Heb je een oudere Nikon-lens, dan kan je ook de letter I zien staan. De afkorting AF-S staat voor Auto Focus Silent, wat wil zeggen: stille automatische scherpstelling.
Als AF-C is geselecteerd voor de scherpstelmodus, licht het scherpstelpunt amber op wanneer gezichten of ogen worden gedetecteerd, terwijl als AF-S is geselecteerd, het scherpstelpunt groen wordt wanneer de camera scherpstelt.
De afkorting AF staat voor autofocus. Wanneer de automatische scherpstelling staat ingeschakeld en jij de ontspanknop half of volledig indrukt, stelt je camera razendsnel scherp op een onderwerp. De meeste spiegelreflexcamera's en systeemcamera's hebben meerdere instelmogelijkheden voor automatisch focussen.
Het zoombereik van een cameralens wordt op verschillende manieren aangeduid. Er staat hoeveel keer zoom hij heeft of er staat een aanduiding in millimeters.
De sluitertijden die langer is dan 1/100e van een seconde, zoals 1/60e of 1/15e. Deze vallen onder de lange sluitertijden. Alle sluitertijden boven 1/100e van een seconde, zoals 1/500e of 1/2000e, worden korte sluitertijden genoemd. De korte sluitertijden worden ook wel snelle sluitertijden genoemd.
Hoe hoger het getal, hoe kleiner het diafragma en hoe groter de scherptediepte is. Er is een groter gebied scherp. Hoe kleiner de opening, des te minder er licht er op de sensor valt.
Tot een sluitertijd van 1/250 kan de camera de flitser nog wel goed aansturen. Als het sneller moet dan 1/250 dan komen er problemen.
De meeste camera's hebben verschillende autofocus (AF) programma's. Iedere fabrikant geeft daar weer een andere naam aan, dit kan je nalezen in de handleiding van je camera. Zo heb je bijvoorbeeld "single shot- " en de "continue- "scherpstelling.Bij de eerste wordt er 1x scherpgesteld op het onderwerp.
Met een groot diafragma (een laag f-getal) kun je een kleine scherptediepte creëren, waardoor het onderwerp scherp is en de achtergrond onscherp. Met een klein diafragma (een hoog f-getal) kun je een grote scherptediepte creëren, waardoor zowel het onderwerp als de achtergrond scherp zijn.
Die vuistregels zegt dat je een sluitertijd van 1/60 kunt aanhouden bij een standaard lens van bijvoorbeeld 18-55 mm. Gaan we echter met een langere lens (70-200mm) werken dan zal je sluitertijd weer korter moeten zijn.
De langst beschikbare sluitertijd op de meeste digitale spiegelreflexcamera's of spiegelloze camera's is meestal 30 seconden. Een langere sluitertijd kan het beste gebruikt worden door externe triggers op afstand te gebruiken. Via de bulb belichting kan tevens zo lang belicht worden als de ontspanknop ingedrukt wordt.
Om het samen te vatten, het diafragma bepaald hoeveel licht er door het objectief komt, de sluitertijd bepaalt hoe lang het licht op de sensor komt, en de ISO is de versterking van het signaal van de sensor, wat enigszins het synoniem is met de gevoeligheid van de sensor.