Een lidwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een is het onbepaald lidwoord: het duidt iets aan wat nog niet nader bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken.
Het lidwoord heeft als voornaamste functie de bepaaldheid van het woord waar het bij hoort nader aan te duiden. Bij bepaalde lidwoorden wordt verwezen naar iets dat eerder is vastgesteld.
Het Nederlands heeft drie lidwoorden: de, het en een. De en het zijn de bepaalde lidwoorden. Een is het onbepaald lidwoord. Lidwoorden staan voor een zelfstandig naamwoord, zoals vrouw, bus, uur.
Lidwoorden zijn de, het en een. Je schrijft ze voor een zelfstandig naamwoord. Tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord of een telwoord schrijven. Dit kunnen er ook meer zijn (een kille, natte dag).
Lidwoordenð¥
Lidwoorden zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan. In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: 'De', 'het' en 'een'.
Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Wat zijn lidwoorden in zinnen? Lidwoorden in zinnen zijn niets meer dan deze drie kleine woordjes: the, a, an. Ze zijn er gewoon om duidelijk te maken naar wie of wat je verwijst in een zin . Ze op specifieke manieren gebruiken kan het type lidwoorden veranderen, en wat je zegt over het zelfstandig naamwoord dat het modificeert.
Wanneer je twijfelt, zoek je gewoon het zelfstandig naamwoord op in het woordenboek. Kijk of er een 'm', een 'v' of een 'o' achter staat. Als een woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is, betekent dat dat je 'de' moet gebruiken. Is een woord onzijdig (o), dan gebruik je het lidwoord 'het'!
Alleen 'Mag ik het zout? ' geldt als juist. Zout is een onzijdig woord (een het-woord).
Een is een onbepaald lidwoord.
Onbepaald: een, geen
de en het ('t) zijn bepaalde lidwoorden, een ('n) en geen noemen we onbepaald.
De Nederlandse taal kent twee lidwoorden: de voor woorden van het mannelijk en vrouwelijk geslacht en het voor onzijdige woorden. Degenen die Nederlands als moedertaal hebben weten welk lidwoord bij een zelfstandig naamwoord hoort.
Een lidwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een is het onbepaald lidwoord: het duidt iets aan wat nog niet nader bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken. Martha heeft een tekening gemaakt.
Omschrijving. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een lidwoord (of: artikel) staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit: de en het zijn bepaalde lidwoorden (of: lidwoorden van bepaaldheid); een is het onbepaald lidwoord (of: lidwoord van onbepaaldheid).
In veel Nederlandse zinnen komen de woorden 'de', 'het' en/of 'een' voor. Deze woorden staan ook wel bekend als lidwoorden. Ondanks dat deze woordsoort maar uit drie woorden bestaat, wordt er veel aandacht aan besteed op de basisschool.
Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Zelfstandig naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig. Hiernaar verwijs je met 'het' en 'zijn'. De-woorden zijn daarentegen mannelijk of vrouwelijk.
Het zelfstandig naamwoord mens is een de-woord én een het-woord. Zowel de mens als het mens is dus goed. Het mens verwijst vaak naar 'een (onaardige) vrouw'. De mens heeft betrekking op de mens als 'soort', de mens in het algemeen.
Onbepaalde lidwoorden (“een” en “een”)
Wanneer onbepaalde lidwoorden voor een zelfstandig naamwoord worden gebruikt (zoals een bal), verwijzen ze niet naar een specifiek zelfstandig naamwoord (zoals de voetbal), maar naar een zelfstandig naamwoord in het algemeen (een willekeurige bal, bijvoorbeeld een tennisbal, een football of zelfs een honkbal).
Deze en die
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, is een mannelijk of vrouwelijk woord of een woord in het meervoud. Bijvoorbeeld: de huizen en de rondleiding. Naar zo'n de-woord verwijs je met deze en die (dit noem je aanwijzende voornaamwoorden).
Ontkennende lidwoorden: "Geen" is het ontkennende lidwoord in het Nederlands. Het wordt gebruikt om aan te geven dat er helemaal geen zelfstandig naamwoord van het genoemde type aanwezig is. Bijvoorbeeld: "Ik heb geen tijd om te lunchen." Hier geeft "geen" aan dat er geen tijd beschikbaar is voor lunch.
Het aanwijzend voornaamwoord dit verwijst naar enkelvoudige het-woorden (dit meisje); deze verwijst naar enkelvoudige de-woorden (deze jongen) en naar meervoudige woorden (deze meisjes en jongens).
Factuur is een vrouwelijk de-woord.
Een bijvoeglijk naamwoord bij factuur krijgt altijd een buigings-e: de onbetaalde factuur, een onbetaalde factuur, onbetaalde factuur. Stuur de factuur maar naar mijn huisbaas. Ik viel achterover toen ik het bedrag op die factuur zag!
De, het, een zijn lidwoorden in het Nederlands. De Franse lidwoorden die je misschien al kent zijn le/la/l'/un/une.