Als de prijs van een product hoog is, zal de gevraagde hoeveelheid laag zijn.Andersom zal de gevraagde hoeveelheid bij een lage prijs hoog zijn. De aanbodlijn loopt stijgend. Als de prijs van een product hoog is, is het voor producenten aantrekkelijker om meer van dat product te verkopen.
De vraag naar en het aanbod van economische goederen bepalen ceteris paribus de prijs die ervoor wordt gevraagd. Bij een toenemende vraag en minder aanbod zal het over het algemeen zo zijn dat de prijs stijgt. Andersom zal bij een dalende vraag en een toenemend aanbod de prijs afnemen.
Niet alleen de prijs bepaalt het aanbod
Hij zal bijvoorbeeld ook naar zijn kosten kijken. In de aanbodlijn gaan we ervan uit dat andere factoren die voor de aanbieders meewegen in de beslissing om een product wel/niet aan te bieden niet veranderen. Alleen de prijs kan veranderen in een aanbodlijn.
Als de prijs stijgt, daalt de vraag en als de prijs daalt, stijgt de vraag. Als de voorkeur naar een bepaald product toeneemt, als het inkomen stijgt, als de prijzen van andere producten (substituten) stijgen, verschuift de (collectieve) vraaglijn van dat product naar rechts.
De vraag heeft betrekking op de hoeveelheid van een product of dienst die de kopers willen hebben. De gevraagde hoeveelheid van een produkt is de hoeveelheid die de mensen bereid zijn te kopen tegen een bepaalde prijs; het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid staat bekend als de vraagratio.
De wet van de vraag stelt dat, als alle andere dingen gelijk zijn, hoe hoger de prijs van een goed, hoe minder mensen naar dat goed zullen vragen. Met andere woorden, hoe hoger de prijs, hoe minder de gevraagde hoeveelheid.
De vraag in de markt
Markt = het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product. Vraag = hoeveelheid producten die de klanten willen kopen. Aanbod = hoeveelheid producten die de verkopers willen verkopen.
Vraagkant = De vraagkant wordt ook wel de vraagzijde genoemd. De vraagkant is alles wat te maken heeft met het de vraag naar goederen en diensten door consumenten, bedrijven, de overheid en het buitenland.
Bij overbesteding is de vraag naar goederen en diensten groter dan de bedrijven aankunnen (effectieve vraag > productiecapaciteit), daardoor stijgen de prijzen.
Een vraaglijn wordt meestal weergegeven als een rechte lijn. Die lijn daalt, omdat bij een lagere prijs steeds meer mensen bereid zijn die prijs te betalen. Het tekenen van die lijn is een wiskundige vaardigheid.
Aanbod is de beschikbaarheid van goederen en diensten. Het hangt samen met productie en voorraad.
Een vraagvergelijking beschrijft hoeveel producten er door alle consumenten gevraagd worden bij een bepaalde prijs. De vraaglijn beschrijft de betalingsbereidheid van de consumenten.
de effectieve vraag ( of het inkomensevenwicht) is lager dan het bestedingsevenwicht. Zie ook het begrip onderbesteding.
Een Markt is een plaats waar twee partijen samenkomen om goederen en diensten uit te wisselen. Daarbij is er sprake van een aanbieder en afnemer, dit kan in praktijk een bedrijf en consument zijn (B2C) of twee bedrijven onderling (B2B). Er zijn ook andere vormen mogelijk.
Een aanbod is een voorstel tot het sluiten van een. » Meer over overeenkomst overeenkomst, gericht tot één of meer bepaalde personen. Het voorstel dient voldoende bepaald te zijn en de wil van de aanbieder om in geval van aanvaarding hieraan gebonden te zijn moet hieruit blijken.
Het geaggregeerde-vraag-aanbodmodel. De geaggregeerde vraag of macro-economische vraag is de totale hoeveelheid goederen en diensten die consumenten producten, overheid en buitenland in een jaar willen kopen = C + I + O + E – M.
De prijselasticiteit is bijna altijd een negatief getal: het geeft het negatieve verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid weer. Het verband tussen die twee is negatief: als de prijs stijgt dan daalt de gevraagde hoeveelheid, en als de prijs daalt dan stijgt de gevraagde hoeveelheid.
Het tekenen van een collectieve aanbodlijn
Stap 1: bereken het 0-punt met de prijs-as. Stap 2: een tweede punt uitrekenen. Om een lijn te kunnen tekenen, heb je nog een tweede punt nodig. Je kunt daarvoor het makkelijkst een prijs nemen tussen het 0-punt (5) uit stap 1 en de maximumwaarde van de vraaglijn (25).
Stel dat de vraagfunctie: Qv = -10P + 94 Stel dat de aanbodfunctie: Qa = 10P - 20 v = vraag a = aanbod P = prijs van je product Deze twee functies teken je in een grafiek door voor P iets in te vullen. P=0 en P=5 bijvoorbeeld.
Er is sprake van evenwicht als er geen overschotten of tekorten zijn. Dat wil zeggen dat vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn. Je berekent de evenwichtsprijs dan ook door vraag- en aanbodfunctie aan elkaar gelijk te stellen. In de grafiek van het marktmodel is dat dus het snijpunt van de vraag- en de aanbodlijn.