Er werd weinig vlees, weinig suiker en weinig vet gegeten. In plaats daarvan kwam een voornamelijk plantaardig dieet van aardappelen, granen, peulvruchten, groenten en fruit, aangevuld met een beperkt aantal vetten.
Nederland voedt zich zelf. Vanaf 1940 wordt de landbouw hervormd. Mensen eten hierdoor minder vlees en vet en meer aardappelen, granen en groenten dan in de jaren dertig. Het dagelijks menu wordt daardoor gezonder.
In de hongerwinter van 1944 aten mensen in de Tweede Wereldoorlog tulpenbollen, aardappelschillen en suikerbiet. Om te overleven.
Het devies was veel volkoren granen, aardappelen en peulvruchten in plaats van bijvoorbeeld witbrood en sla. De kookboekjes staan ook vol met bezuinigingstips: je thee vermalen tot gruis, meerdere keren koffie zetten van één zakje, een kwastje gebruiken om je pan te beboteren en een hooikist gebruiken om te koken.
Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen. Behalve je rijkdom, bepaalde de plaats waar je woonde het menu. Aan de kust of dichtbij de rivier aten mensen meer vis.
Het 18de- en vroeg 19de-eeuwse menu van boeren en arbeiders was eenzijdig: het bestond hoofdzakelijk uit aardappelen en roggebrood, tijdens goede jaren aangevuld met wat boter, vlees, eieren en heel af en toe kaas, vis, suiker en rijst. Dit leverde ongeveer 2300 kcal per dag op.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
Deze kon uit brood, aardappelen, vlees (meestal rundvlees in blik: corned beef, ook 'koude aap', 'apenvlees' of 'plata' genoemd) of vis, thee of koffie, suiker, zout, peper en zelfs alcohol en tabak bestaan. Daarnaast kregen ze soms ook kaas, spek, reuzel, confituur, rijst, groenten of meel.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt voedsel steeds schaarser. Voedingsmiddelen gaan op de bon en mensen staan uren in de rij voor een bordje eten uit de gaarkeuken. Ze eten zelfs suikerbieten en kinderen worden eropuit gestuurd om voedsel te sprokkelen bij boerderijen.
Hoofdmaaltijd. Bij de hoofdmaaltijd hoort als het even kan vet vlees, zoals klapstuk of doorregen spek. Vis is goedkoper dan vlees. Vooral armere mensen eten haring uit de Noordzee, paling en snoekbaars uit het IJsselmeer en mosselen uit Zeeland.
Veel mensen, vooral vrouwen, fietsten of liepen naar het oosten of noorden van het land om daar aan eten te komen, met het beetje geld dat ze hadden of om bezittingen: textiel, zilveren bestek en gouden sieraden te ruilen voor voedsel. Dergelijke tochten werden hongertochten genoemd.
De Hongerwinter. De Hongerwin ter in Nederland deed zich voor in de strenge winter van 1944 tot 1945. Er ontstond grote schaarste aan voedsel en brandstof. Het leidde, met name in de steden van West-Nederland, tot hongersnood.
Naast vlees aten de Germanen ook veel graanbereidingen en groeten. Zelf verbouwden ze veel spelt maar vooral rogge als graangewas. Onder hun groenten konden ze o.a. wortels, rapen, pastinaken, erwten, linzen en bonen rekenen.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
De maaltijd van de armen was zeer eenzijdig en bestond vooral uit roggebrood en aardappelen. De goedkope aardappelen werden soms vermengd met wat groente of met een beetje vet of met wat peper en azijn. Vaak kwam het voor dat het voedsel van slechte kwaliteit was.
Rond 1950 hadden brood, melk, boter, kaas en eieren een vaste plaats in de koude maaltijden. De warme maaltijd had meestal aardappelen, groenten en vlees als hoofdbestanddelen. Rijst en pasta maakten nog nauwelijks deel uit van het menu.
Er werd weinig vlees, weinig suiker en weinig vet gegeten. In plaats daarvan kwam een voornamelijk plantaardig dieet van aardappelen, granen, peulvruchten, groenten en fruit, aangevuld met een beperkt aantal vetten.
Eerst natte sneeuw maar met het zakken van de temperatuur vormt zich al snel een dik pak sneeuw. Tot aan het eind van de maand blijft het koud met matige en (zeer) strenge vorst in het hele land. De Bilt rapporteert -13°C op 26 januari en in Hoorn wordt -18°C gemeten de dag erna.
De Hongerwinter vindt plaats aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, in de winter van 1944-1945. In deze strenge winter komen in het westen en noorden van Nederland 20.000 burgers om door de enorme schaarste aan voedsel en brandstof, vooral in de steden in de randstad.
Deze bestond uit vlees uit blik, harde koeken (beschuiten), suiker, koffie, zout en alcohol. De inhoud kon verschillen naargelang het leger en het aanbod aan voedingswaren. Bij gebrek aan voedsel werd er ook soms eten of dieren uit nabijgelegen boerderijen gestolen.
De Eerste Wereldoorlog is de eerste grote oorlog waar wereldwijd miljoenen soldaten en burgers bij betrokken raken. In dit conflict staan de 'centralen' (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk) tegenover de 'geallieerden' (Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland).
Op 28 juni 1914 werd de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, de prins Frans Ferdinand, doodgeschoten in Sarajevo, Bosnië en Herzegovina. De dader heette Gavrilo Princip en was een aanhanger van een Servische nationalistische beweging. Deze gebeurtenis wordt als aanleiding van de Eerste Wereldoorlog gezien.
Naast vlees en vis, waren brood en bier in de middeleeuwen het voornaamste eten. Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als smaakmakers werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
Antwoord: Tot de oudste groenten behoren kool, rapen, pastinaken (toen pinksternakels genoemd) en wortelen. Men gaat ervan uit dat pastinaken als het algemene voedsel voor de armere bevolking vóór de invoering van aardappelen was.