Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas. Om eten langer te bewaren, werd het gedroogd, gerookt, gezouten, gezoet, bewaard onder vet of werd er zuur en zwavel aan toegevoegd.
Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars. Gezonde mensen aten grote hoeveelheden roggebrood en vlees, die met grote hoeveelheden bier naar binnen werden gespoeld, in de middeleeuwen at men om te drinken, en dronk men om te eten.
Middeleeuwse voeding. Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten.
Het hoofdvoedsel in de 19e eeuw bestond uit aardappelen: gekookt of gebakken, als pap of stamppot of als beleg op brood, vaak op smaak gebracht met azijn en mosterd of met gebakken uien, bonen en wortels. Voor arme gezinnen was vlees te duur. Soms aten ze goedkoop vlees afkomstig van wrakke dieren.
Het voedsel dat de boeren aten was doorgaans eenzijdig: graan en peulvruchten, samen met melk en eieren. Er werd wel eens vlees gegeten, maar eigenlijk gebeurde dat alleen in de slachtmaand. In die maand werd een aantal dieren geslacht en opgegeten. Wat over was van het vlees (en ook vis) werd gepekeld.
De arme mensen aten uit een oud stuk brood. Maar de rijke mensen van adel af rijke handelaren aten uit borden van zilver en goud. De mensen in de middeleeuwen hielden van vlees, maar dat mochten ze niet alle dagen eten dat kwam door de kerk.
Over het algemeen aten Europeanen in de middeleeuwen voor ons bekende groenten, zoals komkommer, (kikker)erwten, selder, wortelen, kool, prei, sla, knoflook, uien en kruiden zoals munt, salie, komijn, anijs, peterselie en koriander.
Producten als gedroogd vlees, gepekelde vis en kazen werden nog steeds bewaard in de kelder, de koelste plek in huis. Rauwe groente werden in veel mindere mate bewaard, alles was verduurzaamd, geweckt, gedroogd of gezouten. Enkele uitzonderingen waren aardappelen, uien, wortelen en koolrapen.
De mensen aten vroeger van alles! Gevogelte, vlees, groenten en fruit. Eigenlijk een hele gezonde keuken. Ze aten alles wat er in de natuur voorkwam, zelfs kleine vogeltjes.
Als ontbijt at men vaak bierpap, die werd bereid van bier, oud brood, boter en suiker. Of men at brood met boter en kaas en dronk daarbij een glas bier. Bier werd zeker in het begin van deze achttiende eeuw gedronken bij alle maaltijden en op elk uur van de dag.
Bij de rijke mensen worden de resten van het middageten verwerkt in ragouts, pasteien en moezen. Om vier uur eten de mensen dit op. Verder eten de rijke veel wafels, suikergoed en taart. Voordat we gaan slapen, eten we vaak nog pap of rijstebrij in zoete melk.
Vroeger toen alles beter was, aten mensen stukken minder vlees. Veel vlees eten is een typisch teken van welvaart. Lekkers was alleen voor de zondag, zoals vla in plaats van pap en iets lekkers bij de koffie. Brood was basisvoedsel.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Toen aten Nederlanders gemiddeld 39,5 kilo vlees per persoon per jaar, ruim 20 kilo meer dan een halve eeuw ervoor. Sinds 2010 neemt de vleesconsumptie gemiddeld af, al stagneert het wat sinds 2016. Inmiddels noemt meer dan de helft van de Nederlanders zich flexitariër en zeggen steeds meer mensen minder vlees te eten.
1300-1600: pap, erwten en knollen
Het vee dat daarop graasde leverde zoveel vlees dat ook armere mensen vlees gingen eten. Verder was er rogge en tarwe. Rogge in streken met arme grond en een gematigd klimaat, tarwe in gebieden met een vruchtbare bodem en wat meer zon.
Antwoord: Tot de oudste groenten behoren kool, rapen, pastinaken (toen pinksternakels genoemd) en wortelen. Men gaat ervan uit dat pastinaken als het algemene voedsel voor de armere bevolking vóór de invoering van aardappelen was.
Een ontbijt in Nederland bestaat grotendeels uit brood (boterhammen) met beleg. Nederlanders kennen een aantal typisch Nederlandse gewoontes om brood te beleggen zoals hagelslag, pindakaas en muisjes. Ook zuivel met graanproducten zoals cruesli en muesli zijn populaire vormen van ontbijt.
Hollander eten het liefst vroeg. Samen met de Noren en de Denen zitten Nederlanders meestal vóór zessen aan de avondmaaltijd. En daarmee zitten we in Europa als vroegsten aan de warme hap. De reden voor die 'haast' laat zich eenvoudig verklaren: we willen vóór we de koffer induiken nog iets doen.
Wanneer je naar heel Nederland kijkt dan kun je stellen dat we in heel Nederland graag als hartige snack een kroket, bitterbal, haring, kibbeling, kaas of een patatje eten. Zoete snacks die in heel Nederland worden gegeten zijn poffertjes, pannekoeken, drop en stroopwafels.
Wanneer je geen koelkast hebt, word je noodgedwongen bewuster in je aankoopgedrag en je voedselconsumptie. Je koopt doordachter en je leert om zo veel mogelijk vers en zelfgemaakt te eten. Dat laatste kan wel eens zuchten zijn, maar geeft ook een groter zelfwaardegevoel dan een pot, blik of diepvrieszak openmaken.
Deze mensen jaagden op zoogdieren (land- en zeedieren) en visten. Naast het jagen speelde het verzamelen een grote rol, denk aan het verzamelen van planten, korstmossen, paddenstoelen, eieren van vogels en schaal- en schelpdieren (KARG, 2011). Ze zullen ook eten hebben bereid in open vuur of in de kookkuilen.
In de meeste steden waren er koelhuizen om vlees, fruit en groenten te bewaren. Er werden ook ijshuizen gebouwd, vaak ondergronds maar ook als geïsoleerde gebouwen. Die werden gebruikt voor de opslag van sneeuw en ijs dat tijdens de winter werd verzameld om het voedsel tijdens de warmere maanden koel te houden.
In de crisisjaren van de jaren dertig zijn veel mensen werkloos en is er grote armoede. Toch is er voor iedereen genoeg te eten. De voeding is weinig gevarieerd. Vanuit de angst voor ondervoeding, eten mensen vooral stevige kost met aardappelen en het liefst met veel vlees en vet.
Bij de lunch aten de Romeinen ook brood, maar dat aten ze met groente en koud vlees, vis of kaas. Een veelgebruikte groente was selderij. Bij het avondeten aten rijke Romeinen gebraden vlees, vis en schaaldieren, eieren groenten en taarten. Als toetje aten ze verse vruchten.
Eetpatroon. In het begin van de zeventiende eeuw werd er door de bevolking gemiddeld nog twee keer per dag gegeten, een eetpatroon dat uit de middeleeuwen dateerde. 's Morgens werd begonnen met een stevig ontbijt met roggebrood, kaas, haring en bier of gort gekookt in karnemelk. Een goede bodem.