“Erken de angsten van je kind, en praat thuis veel over het kamp. Vertel verhalen van hoe jij het vroeger beleefd hebt, die doen het altijd goed. Praat over hoe dat straks zal zijn: eten, slapen en spelen op het kamp. Focus daarbij op de leuke dingen.”
Op 1 augustus 2021 gaat er een wetswijziging in. Hierin staat dat alle leerlingen mogen deelnemen aan extra activiteiten, zoals schoolkamp. Ook als ouders geen vrijwillige ouderbijdrage hebben betaald. Als schoolkamp binnen het lesprogramma valt, moeten kinderen (buiten coronatijd) verplicht deelnemen.
Sta even stil bij hoe jij hier tegenaan kijkt en hoe jij je hierbij voelt. Durf gerust te luisteren naar je gevoel. Luisteren naar je buikgevoel is even belangrijk als luisteren naar je kind. En weet dat het helemaal niet erg is wanneer je kind deze keer nog niet toe is aan een kampje.
Je kind kan meestal op kamp vanaf de eerste kleuterklas (ongeveer 3 jaar). De organisatoren geven zelf aan welke kampen bedoeld zijn voor welke leeftijd: zo zijn de activiteiten ongeveer op jouw kind afgestemd.
Maak samen met de andere ouder afspraken over contact met je kind als die niet bij jou is. Dus bijvoorbeeld een vaste avond even bellen of skypen. Vertel je kind dat jij dit samen met de andere ouder hebt afgesproken. Dit is voor zowel jou als voor je kind heel fijn en duidelijk.
Bedenk wat ze kan doen als het even pittig is: muziek luisteren, er even over praten, iets leuks doen met papa of mama, dvd'tje kijken, discodansen…. Iets meenemen van de ouder die er niet is (T-shirt, foto…) Voor elke dag een kleinigheidje en/of briefje om open te maken (kan zij ook voor jullie doen).
Je kunt een schoolkamp ook zien als een stukje persoonlijke ontwikkeling van een kind. Het kind is voor een poosje weg uit de eigen, vertrouwde omgeving en leert samen te werken met andere kinderen uit de klas. Daarnaast zal het kind door de leerkrachten begeleid worden in plaats van door de ouders.
Het schoolkamp is in Nederland een buitenschoolse activiteit in het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs. Hierbij verblijven kinderen van een of meer groepen gezamenlijk enkele dagen buiten school in een kampeergelegenheid of -boerderij.
Voor veel kinderen is het schoolkamp hét hoogtepunt van het schooljaar. De meeste scholen gaan in groep 7 voor het eerst een paar dagen met de klas op pad. In groep 8 duurt het kamp vaak iets langer en is de bestemming nog weer iets verder van huis.
Nee, jouw zoon is niet verplicht om mee te gaan op schoolkamp. Een school kan een reis alleen verplicht stellen wanneer de school duidelijk heeft gecommuniceerd aan de ouders dat de reis verplicht is en wanneer er geen financiële bijdrage van de ouders wordt gevraagd.
Moet mijn kind deelnemen aan onderwijsactiviteiten zoals schoolzwemmen en schoolreisjes? Uw kind moet meedoen aan activiteiten als schoolzwemmen, excursies en schoolreisjes als deze horen bij het lesprogramma.
Je bent verplicht om deel te nemen aan een sportdag of schooluitstap, ook al vinden die buiten de lesuren plaats. Kan je niet deelnemen omdat je ziek bent, check dan het schoolreglement. Daar staat in of je bij afwezigheid wegens ziekte een doktersbriefje nodig hebt of niet.
De leerplichtambtenaar geeft informatie aan leerlingen en ouders over waarom het belangrijk is om naar school te gaan. En geeft informatie over de gevolgen als leerlingen en ouders zich niet houden aan de Leerplichtwet. De leerplichtambtenaar zoekt samen met de school en ouders naar een oplossing.
Persoonlijke aandacht kan wonderen doen bij heimwee. Wanneer je kind even vrijuit kan vertellen hoe het zich voelt, kan dit vaak enorm opluchten! Vraag je kind ook naar zijn of haar ideeën om met de heimwee om te gaan. Bekijk samen op welke momenten de heimwee de kop op steekt en wat je kind dan zou kunnen doen.
Tijdens een schooldag krijgen kinderen tijd om te pauzeren en te lunchen. Dit draagt bij aan de evenwichtige verdeling van de onderwijsactiviteiten over de dag. Tussen de middag krijgen de leerlingen de gelegenheid om te lunchen. Dit valt in principe niet onder de onderwijstijd.
Op kamp zorgen goede begeleiders ervoor dat ieder kind wordt opgenomen in de groep, groepsactiviteiten en een goede wisselwerking met andere kinderen heeft. Kinderen leren het geven en nemen in een groepsleven. Zij leren samenwerken, dat zij kunnen rekenen op anderen en nog belangrijker, dat anderen op hen rekenen.
Stimuleer uw kind door te zeggen: “veel plezier, ik ben alvast heel benieuwd naar je verhalen” of “ik weet zeker dat je het naar je zin gaat hebben”. Doe uw kind groetjes voor op kamp! Er zijn genoeg leuke mogelijkheden voor een kaartje of brief op kamp tekst!
Natuurlijk is een van de grootste voordelen van een zomerkamp, de sociale vaardigheden die een kind ontwikkelt. Een goede begeleider zal ervoor zorgen dat elk kind is opgenomen in de activiteit en dat elk kind op een positieve manier omgaat met de anderen. Ze leren, het geven en nemen van een groepsleven.
Al vanaf 6 maanden kan je baby de eerste tekenen van verlatingsangst en eenkennigheid laten zien. Sommige baby's laten het al wat eerder zien. Je kindje heeft er vaak het meest last van als hij tussen de 8 en 18 maanden is. Meestal zijn de ergste klachten verdwenen als je kind 3 jaar is.
Het durft niet bij vriendjes te spelen of te logeren. Uw kind is bang dat er iets ergs gebeurt als u niet in de buurt bent. Het is bijvoorbeeld bang dat er brand uitbreekt of ingebroken wordt. Uw kind wordt verdrietig, heel stil of juist heel boos als het toch ergens alleen heen moet of als u weg gaat.
Verlatingsangst is de angst van je kind dat je hem verlaat. We spreken van verlatingsangst als je kind gaat huilen zodra vertrouwde mensen (zoals jij) weggaan, zelfs al is het maar voor even. Je kind kan de situatie nog niet goed overzien en dat maakt hem of haar boos en/of verdrietig.
Openheid: je kind durft zich te uiten bij jou, weet dat hij met alles bij je terecht kan en dat je eerlijk tegen hem bent. Waardering: je kind weet dat je van hem houdt met al zijn mooie en moeilijke kanten. Hij mag zijn zoals hij is.
In grote gezinnen is het percentage ouders dat met ten minste één kind wekelijks contact heeft groter dan in kleine gezinnen. Om een voorbeeld te geven: in een gezin met vijf kinderen heeft 83 procent van de ouders wekelijks contact met ten minste één kind; in gezinnen met één kind is dat slechts 57 procent.