Kant wordt gezien als een filosoof van de Verlichting, voor wie de rede de basis van echte kennis is. Tegelijkertijd was Kant een religieus man. Hij ontwikkelde zijn ideeën over
Kant voegde rationalisme en empirisme samen: verstandelijke kennis stemde volgens hem overeen met de werkelijkheid, maar dat kwam omdat het menselijk verstand die werkelijkheid structureerde. Tijd en ruimte vormen geen absoluutheden in de wereld, maar 'aanschouwingsvormen' van het menselijke brein.
Volgens Kant kunnen verstandelijke (a priori)- en empirische (a posteriori)-kennis niet zonder elkaar bestaan. Met die stelling bouwt hij een brug tussen de empiristen, die beweren dat kennis alleen gefundeerd kan zijn op de ervaring, en de rationalisten, die stellen dat kennis alleen voort kan komen uit het verstand.
Kant argumenteerde dat de mens de wereld in eerste instantie leert kennen door dingen en fenomenen in zijn leefomgeving te bekijken en te ervaren. Het aangeboren menselijke verstand zorgt vervolgens voor een specifieke interpretatie van deze waargenomen werkelijkheid.
Volgens Kant kun je pas spreken over ethisch handelen wanneer een persoon zelf vrij is om zijn eigen wil te bepalen. Alleen dan kunnen we, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het instinctieve handelen van dieren, zelf een afweging maken aan welke impulsen we wel en niet toegeven.
Vrijheid betekent bij Kant niet: doen waar je zin in hebt.Vrijheid houdt ook verantwoordelijk in, een autonoom mens verplicht zichzelf goed te handelen. Handel, zei Kant, volgens het principe waarvan je zou willen dat het een algemene wet wordt.
God is niet iets, want God is volgens Kant's criteria geen werkelijkheid en niet waarneembaar. Volgens Kant is een zogenaamd godsbewijs volgens de zuivere rede onmogelijk. Dat belet hem overigens niet te geloven. God is volgens Kant's kennistheorie geen begrip, maar een idee.
De goede wil is het daadwerkelijk handelen naar de voorstelling die men van de wetten heeft gemaakt. Dus waar de wil enkel het vermogen om naar de wetten te handelen omschrijft, is de goede wil het daadwerkelijke handelen.
Hij wilde de mensen vooral kritisch leren denken en geloofde dat men door het opdoen van (zelf)kennis een deugdzaam mens zou kunnen worden. De gesprekken gaan dan ook over allerlei deugden, zoals vroomheid, dapperheid en rechtvaardigheid.
Wat is volgens Immanuel Kant: ' Verlichting': “Van verlichting is sprake wanneer de mens zich ontdoet van de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder leiding van een andere.
Hoewel Kant van oorsprong ook een rationalist was, herdacht hij zijn positie toen hij in contact kwam met het werk van de empiristische filosoof David Hume. Hij ging wel niet zover het empirisme in haar radicale vorm, zoals Hume die vorm had gegeven, te aanvaarden.
De morele wet kan op vele manieren weergegeven worden, maar komt altijd op hetzelfde neer: een handeling is moreel als je tegelijkertijd kunt willen dat ieder ander op die manier zou handelen. Tegenover de deontologie staat de teleologie, waarvan het utilitarisme (ook wel utilisme genoemd) een voorbeeld is.
''Sapere aude!Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!'' is het levensmotto van de Duitse verlichtingsfilosoof Immanuel Kant. Hij werd geboren op 22 april 1724 als vierde in een gezin van negen kinderen in de toenmalige Pruisische stad Köningsberg, tegenwoordig Kaliningrad in Rusland.
1) Aspect 2) Boord 3) Buitenrand 4) Duits filosoof 5) Duitse filosoof 6) Facet 7) Fijn licht weefsel 8) Fijn lijnwaad 9) Fijn linnen 10) Fijn maaksel van linnen 11) Fijn ... 1> oever, wal: eigenlijk: buiten het vaarwater.
De maxime is in de filosofie van Immanuel Kant het principe dat de aanzet geeft tot of ten grondslag ligt aan iemands handelingen. Een maxime is een subjectief principe, dat gebaseerd is op wat het subject (het individu) wil.
Het utilitarisme is begonnen met David Hume (1711-1776), die werd geïnspireerd door het hedonisme van Epicurus. Het utilitarisme is daarna uitgewerkt door Jeremy Bentham (1748-1832) en John Stuart Mill (1806-1873). Met John Stuart Mills Utilitarianism (1861) heeft het utilitarisme pas echt gestalte gekregen.
Aristoteles definieert de deugd als 'een houding die ons in staat stelt ons handelingen voor te nemen, en die het midden houdt in relatie tot ons, een midden zoals dat bepaald is door een overleg en wel zoals een verstandig mens het zou bepalen.
Schopenhauer: de filosoof die niet in God gelooft, maar wel in religie.
Een god of godheid (geslachtsneutraal; cfr. vrouwelijk godin) is een hypothetisch bovennatuurlijke entiteit die door gelovigen als machtig, bovenmenselijk wezen wordt aanbeden en verantwoordelijk wordt geacht voor bepaalde aspecten van de werkelijkheid, dan wel voor de werkelijkheid als geheel.
Bid oprecht
Na je gebed kun je luisteren naar de gevoelens en ingevingen die je krijgt. Een daarvan kan het antwoord op je gebed zijn. Als we met een ware bedoeling en een oprecht hart bidden, antwoordt onze hemelse Vader overeenkomstig ons geloof in Hem.
Kant wordt wel gezien als de eerste Duitse idealist. Zijn Kritik der reinen Vernunft (Kritiek van de zuivere rede) uit 1781, waarin hij de grondslagen en de grenzen van de menselijke kennis onderzoekt en een eigen epistemologie creëert, wordt als zijn belangrijkste werk beschouwd.
'Vrijheid betekent dat je mag denken, zeggen en doen wat je zelf wilt. In Nederland hebben we veel vrijheid. Iedereen in Nederland heeft dezelfde vrijheden. Dat betekent dat ook andere mensen mogen denken, zeggen en doen wat zij willen,' zo stelt de Nederlandse overheid in een boekje over de kernwaarden van Nederland.
De beroemdste illustratie hiervan is het voorbeeld over het liegen. Je mag nooit liegen, aldus Kant, want als liegen een algemene wet zou zijn, zou 'liegen' en ook 'waarheid' betekenisloos worden.