De Friezen, of Frisii in het Latijn, waren een Germaanse stam die tijdens de Romeinse Tijd in het Noorden en Westen woonde van het tegenwoordige Nederland. De Romeinen maakten onderscheid in de benaming van het volk op basis van de verschillende leefgebieden.
De Frisii waren een Germaans volk dat ten noorden van de Rijn leefde ten tijde van de Romeinen. De Romein Publius Cornelius Tacitus onderscheidde twee groepen Frisii, namelijk de maiores Frisii (Grote Friezen) en minores Frisii (Kleine Friezen).
Naar huidige inzichten stammen de tegenwoordige Friezen niet af van de Frisii van Tacitus, maar van landverhuizers uit de 5e en 6e eeuw die de kust van Nederland en Duitsland koloniseerden.
door Omer Wattez. Er werd ons geleerd, dat de Germanen herkomstig zijn uit Klein-Azië, bakermat van het menschdom en dus ook oorsprong van wat men noemt de Indo-Europeesche volkeren. Uit het Aziatische hooggebergte zouden zij naar 't midden van Europa zijn gekomen.
Het Fries is een West-Germaanse taal (vgl. hierbij de karakterisering van de Germaanse taalfamilie) die door ongeveer 400 000 mensen in de provincie Friesland wordt gesproken. Het is nauw verwant met het Nederlands maar vertoont ook een aantal frappante overeenstemmingen met het Engels, vooral op lexicaal niveau.
Vikingen waren de piraten van de Noordzee. Moordend, plunderend en rovend maakten ze de Europese kusten onveilig. Ook Frisia, het Nederlandse kustgebied, werd geteisterd door Vikingen. De aanvallen begonnen in het jaar 810, toen Deense Vikingen Frisia aanvielen met een vloot van maar liefst tweehonderd schepen.
Hoewel het Fries en het Nederlands dezelfde vooroudertaal hebben, zijn het toch echt verschillende talen. Het Fries heeft veel meer gemeen met de Engelse talen dan met het Nederlands.
Het Nederlands is een Indo-Europese, Germaanse taal die vooral in Nederland, Vlaanderen en Suriname wordt gesproken. Het is nauw verwant met de andere West-Germaanse talen: Engels, Fries, Duits, Nedersaksisch, Luxemburgs, Jiddisch en de dochtertaal Afrikaans.
Toen de Romeinen 2000 jaar geleden naar het zuiden van Nederland kwamen, woonden hier de Germanen. De Germanen waren een volk met veel stammen, zoals de Bataven en Cananefaten. Ze waren boeren en woonden in dorpen in simpele boerderijen.
Een grote (taal)familie
Het Duits en Nederlands lijken zoveel op elkaar doordat ze tot dezelfde taalfamilie behoren. Het Duits en het Nederlands zijn namelijk Germaanse talen. Dat betekent dat ze allebei uit dezelfde taal zijn ontstaan: het Germaans.
De Fries zoals wij ze kennen is zwart. Vroeger hadden Friezen ook andere kleuren zoals vos en schimmel, maar die zijn er in de loop der jaren uitgefokt. Hengsten die wit of vos vererven worden niet opgenomen in het stamboek. Ook aftekeningen zijn ongewenst.
De Keltische wortels van de wereldtaal Engels, maar ook van het Fries. Het zijn voorbeelden van recente ontdekkingen op het gebied van de Keltische talen en cultuur.
De Friezen hielden vast aan hun oude gebruiken en geloofden in goden als Wodan, Donar en Freya; hier komen onze woorden 'woensdag', 'donderdag' en 'vrijdag' vandaan. De Friezen bewoonden de kuststrook van de Westerschelde tot aan de Weser.
Willibrord (circa 658 - 739) is aartsbisschop der Friezen en bisschop van Utrecht, hoewel hij hier niet geboren is. Hij is een priester uit Engeland en reist aan het einde van de zevende eeuw naar de Lage Landen om heidenen te bekeren. Na zijn dood wordt hij heilig verklaard.
De Franken (Middelnederlands: Vranke, Oudhoogduits: Francho, Oudengels: Franca, Oudnoords: Frakki) waren een federatie van reeds eerder bekende Germaanse stammen, die rond het midden van de 3e eeuw na Christus tot stand kwam.
Het woord 'Fries' wordt in 1278 voor het eerst in Middelnederlandse bronnen aangetroffen. Aanvankelijk betreft het een bijnaam, later wordt het ook in de betekenis van een volksnaam (iemand uit Friesland) aangetroffen. Aanvankelijk was 'Fries' een geografisch begrip, gaandeweg kreeg het ook etnische connotaties.
Met de Germanen wordt een verzameling volkeren en stammen aangeduid die rond het begin van onze jaartelling een Germaanse taal spraken. De Germaanse talen behoren tot de Indo-Europese taalfamilie. Destijds woonden Germanen in Scandinavië en op de Noord-Europese Laagvlakte.
In de tijd van de Romeinen woonden in West- en Noord-Europa Keltische en Germaanse stammen. Visigoten, Ostrogoten, Vandalen en Franken rekenen we tot de Germaanse stammen met een eigen taal, godsdienst en cultuur. De Keltische stammen werden door de Romeinen Galliërs genoemd.
Opkomst. Tijdens de late bronstijd woonden de Germanen in het gebied tussen het zuiden van het huidige Zweden en het noorden van Duitsland. In de laatste eeuwen voor Christus verspreidden ze zich over de Baltische zuidkust. Ook namen ze grote gebieden in het huidige West-Duitsland van de Kelten in.
Oudste Nederlands
Het Oudnederlands, dat wil zeggen de Nederfrankische dialecten zoals die tot circa het midden van de 12e eeuw werden gesproken, was de voorloper van het Middelnederlands. Het Oudnederlands kende nog veel overeenkomende woorden en klinkers met het Oudengels en het Oudsaksisch.
Het Duits en Nederlands lijken zoveel op elkaar doordat ze tot dezelfde taalfamilie behoren. Het Duits en het Nederlands zijn namelijk Germaanse talen. Dat betekent dat ze allebei uit dezelfde taal zijn ontstaan: het Germaans.
De oudste bekende naam voor het Nederlands is het gereconstrueerde bijvoeglijk naamwoord *þeudisk, waarbij de þ voor een stemloze interdentale wrijfklank staat en de eu voor een tweeklank die ongeveer als "e-oe" werd uitgesproken. *þeudisk is afgeleid van het Germaanse woord *þeudô-, dat 'volk' betekent.
Het Fries en het Nederlands komen beiden voort uit het proto-Germaans. Dat is zo'n beetje de moedertaal van heel Noordwest-Europa, want ook het Duits, IJslands, Engels en de Scandinavische talen stammen van het proto-Germaans af.
Hoewel het Fries en het Nederlands dezelfde vooroudertaal hebben, zijn het toch echt verschillende talen. Het Fries heeft veel meer gemeen met de Engelse talen dan met het Nederlands.
De verschillen in status tussen het Fries en het Limburgs zijn kortom historisch en niet taalkundig van aard. Waarom het Fries wel en het Limburgs niet als officiële taal in Nederland is erkend, heeft te maken met tijdsgeest, identiteit en mentaliteit.