Kastelen werden gebouwd voor rooftochten in vijandelijk gebied en militaire aanvallen. Door de rooftochten kon er worden ingeschat hoe sterk/zwak de vijand was. Pas in het de late Middeleeuwen, diende het kasteel als een versterkt herenhuis. De kastelen zijn met name in de middeleeuwen ontstaan.
Kastelen hebben uiteenlopend functies, zoals een (militair) toevluchtsoord en woning voor een familie of en groep mensen. Dit onderscheidt een kasteel van een paleis (is niet versterkt), van een fort (is geen woonplaats van een edele) en van een ommuurde stad (collectieve verdediging).
De eerste kastelen werden gebouwd tussen 800 en 1000 na Christus. Dit kwam omdat in die tijd de Noormannen de kusten van Europa onveilig maakten met hun plunderingen. De mensen voelden zich niet zo veilig meer en wilde hun land en woning beschermen tegen die indringers.
Een verdedigingstoren of weertoren is een toren bij een kasteel, weermuur, hek of palissade en is bedoeld om een vijand te zien naderen en/of de aanval af te weren.
Ze bestonden uit een houten toren met daaromheen een wal van aarde en een gracht. Bovenop die wal stond meestal een hek van houten palen met scherpe punten. Later kwamen er kastelen van steen. Die konden niet zo makkelijk in brand vliegen en ze waren veel sterker dan hout.
Windsor mag dan het oudste kasteel ter wereld zijn (900 jaar), dit optrekje is nog steeds favoriet bij de Britse koninklijke familie.
Als er niet gevochten werd, ging het leven op het kasteel er meestal rustig aan toe. Er werd gewoond, geleefd, plezier gemaakt. In de woonkamer van het kasteel was een lekkere openhaard. Hier konden de kasteelbewoners zich warmen.
Veel gevangen werden blootgesteld aan vernederingen en mishandelingen. In het kasteel verbleven op een gegeven moment ruim 450 NSB'ers en zo'n 50 Rijksduitsers 'die bij de mijnen iets op de kerfstok hadden'. Dit ging uiteraard gepaard met de nodige overlast voor de zusters en de kinderen van het tehuis.
In een kasteel woonde vroeger een aantal mensen. Natuurlijk de kasteelheer met zijn vrouw en kinderen. Maar ook de bedienden. Alle belangrijke mensen woonden in de hoofdburcht.
In Nederland kan je heel wat bijzondere kastelen en burchten bewonderen. Meestal heb je nog eens het voordeel dat niet alleen het kasteel een lust voor het oog is maar ook de natuurrijke omgeving waarin ze staan. Verspreid over het hele land vind je ongeveer 700 kastelen, waarvan veel al dateren uit de Middeleeuwen.
Kasteel Hoensbroek mag zich het 'Allermooiste kasteel van Nederland' noemen. Een vakjury koos het Limburgse kasteel uit een top 5 waar ook Kasteel Westhove (ZL) , Kasteel de Haar (UT), Kasteel Huis Bergh (GD) en Kasteel Doorwerth (GD) in stonden.
Door de vloer op pilaren te bouwen, kon bijna de hele vloer door de rookgassen worden verwarmd. Soms werd de rook ook door holtes in de muur geleid alvorens uit het gebouw te ontsnappen, waardoor dus ook de muren werden opgewarmd.
Het woord kasteel is afgeleid van het Latijnse 'castellum', dat fort of toevluchtsoord betekent. Een kasteel verrees soms op de plek van een castellum als zelfstandig en verdedigbaar versterkt bouwwerk. Het werd ook als woonhuis benut, vaak door een betrekkelijk kleine groep mensen.
Tsjechië is beroemd om zijn prachtige burchten en kastelen. Voor kasteel wordt ook slot gebruikt: het slot Loevestein. Het Franse woord voor kasteel, chateau, komt ook in het Nederlands voor, maar dan bedoelt men een wijnhuis of wijnkasteel.
Als er gevaar dreigde, trokken de boeren met hun gezinnen naar het kasteel. Daar waren ze veilig en hielpen ze mee het kasteel te verdedigen tegen de vijand. De stenen kastelen hadden dikke muren, torens en weergangen met kantelen, een brede slotgracht en een versterkte poort.
Leven op het kasteel
Meestal woonden er ridders in de kastelen. Als er geen oorlog was, vermaakten zij zich op het kasteel met toernooien en feestelijke maaltijden. Toernooien waren wedstrijden in vechten. In mooie pakken vochten de ridders om paarden, mooie uitrustingen en om de aandacht van de kasteelvrouwen.
Metselaars, timmerlui, stalknechten, ridders, bakkers, bedienden, kooplui, minstrelen en natuurlijk de koning zelf. In Aan het werk in het kasteel van Rebecca Colby & Tom Froese (ill.) komen al deze middeleeuwse beroepen voorbij. Sommige zijn er niet meer, maar heel veel bestaan nog steeds.
Ridders waren er vooral om oorlog te voeren. Ze voerde ook oorlog in de omgeving van Jeruzalem. De paus stuurde ridders om dit gebied te veroveren. Ridders moesten lange reizen maken om bij Jeruzalem te komen.
Een quote die vaak gebruikt wordt over Versailles is dat het 700 kamers telt maar geen toilet.
Kasteel Heeze is een van die laatst bewoonde kastelen en alleen al om die reden bijzonder te noemen. De geschiedenis van de bewoners van Kasteel Heeze gaat ver terug, naar 1760 om precies te zijn.
Met lange ladders probeerden ze over de kasteelmuren te klimmen. Vanuit het kasteel gooiden de kasteelbewoners emmers met kokend hete olie en pek naar beneden. Boogschutters schoten pijlen af op de aanvallers. De slingerkatapult van de aanvallers slingerde grote zware stenen ver weg.
In de eerste jaren van de Middeleeuwen bestond er nog geen geld. Daarom werd er veel geruild. Een boer met eieren en fruit, ruilden bijvoorbeeld met een boer met graan. Toen er zilveren en gouden munten werden gemaakt, konden mensen geld gebruiken om dingen te kopen.
Hoe moet een ridder eigenlijk poepen? Als hij zijn harnas draagt? Er zit maar één ding op: alles moet uit.