Antibiotica zijn medicijnen die door bacteriën veroorzaakte infecties helpen genezen. Ze doden de bacteriën of remmen hun groei.
Antibiotica zijn medicijnen tegen een ontsteking door een bacterie. Door vaak dezelfde antibiotica te slikken, kan een bacterie ongevoelig worden. Dat heet resistent. De gebruikte antibiotica helpen dan niet meer tegen deze bacterie.
Dan kunnen antibiotica helpen om de infectie te bestrijden. Een antibioticum kan de bacterie doden. Bijvoorbeeld door de celwanden van deze ongewenste bacteriën te beschadigen of door de groei van de bacteriën te remmen of zelfs compleet te blokkeren.
Cefalosporine-antibiotica werken tegen bacteriële infecties. Ze remmen de groei van bacteriën en doden vele soorten bacteriën. Voorbeelden zijn cefalotine, cefaclor, cafazoline, ceftazidim en cefotaxim. Chinolon-antibiotica remmen de groei van vele soorten bacteriën.
Infecties die worden veroorzaakt door bacteriën, kunnen worden bestreden met antibiotica. Ze doden de bacteriën of remmen hun groei. Als een antibioticum regelmatig tegen een bacterie wordt gebruikt, kan die bacterie resistent worden.
Wanneer bacteriën resistent worden tegen antibiotica, dan moeten sterkere antibiotica worden ingezet om infecties te genezen. Chinese onderzoekers melden dat ze bacteriën hebben gevonden die ook resistent zijn tegen de sterkste antibiotica die er vandaag bestaan, namelijk polymyxinen (1, 2).
Antibiotica hebben GEEN enkel effect op virussen. Virussen zijn zeer klein. Ze hebben geen eigen stofwisseling. Zich op eigen kracht vermenigvuldigen, kunnen ze dus niet.
Omdat virussen geen stofwisseling hebben en niet zelfstandig groeien, werken antibiotica niet bij de bestrijding van een virale infectie. Er bestaan speciale antivirale medicijnen, maar deze remmen de vermenigvuldiging van de virussen alleen en stoppen ze niet.
Goede bacteriën helpen ons lichaam met allerlei processen, denk aan het verteren van voedsel in de darmen. Wanneer de antibiotica de goede bacteriën aanvallen kunnen andere bacteriën en schimmels de ruimte krijgen om te groeien. Daardoor kun je vervelende bijwerkingen krijgen zoals diarree of misselijkheid.
Resistente bacteriën, ofwel BRMO's (Bijzonder Resistente Micro-Organismen) zijn bacteriën die veel mensen gewoon bij zich dragen, zonder dat ze daar ziek van worden. Bijvoorbeeld MRSA of ESBL-producerende bacteriën. Soms veroorzaken BRMO's een infectie en is een behandeling met antibiotica nodig.
Penicilline is een antibioticum, een geneesmiddel dat bacteriën doodt. Hoewel penicilline veel verschillende bacteriën te lijf gaat, worden bacteriën mogelijk resistent – dat betekent dat ze zich blijven vermenigvuldigen en dat penicilline niet meer helpt.
Er zijn veel soorten bacteriën die in verschillende groepen te verdelen zijn. Elk antibioticum werkt op een specifieke groep van bacteriën. Antibiotica verzwakken of doden bacteriën of remmen de groei ervan. Je lichaam ruimt de verzwakte of gedode bacteriën dan op.
Een virus is een zeer klein organisme (kleiner dan een bacterie) dat zich niet zelfstandig kan voortplanten. Het wordt verspreid via de lucht, via voedsel of aanraking. Om zich te vermeerderen heeft het een levende gastheer nodig: lichaamscellen van mensen en dieren.
Maar als een bacterie de veroorzaker is, kan uw arts een antibioticum voorschrijven, zoals amoxicilline. Amoxicilline doodt veel soorten bacteriën. Capsules, tabletten en drank beginnen na 1 tot 2 uur te werken; de injectie en het infuus werken meteen. Eén dosis werkt 6 tot 12 uur.
Een temperatuur tussen 10 °C en 40 °C. Onder het vriespunt delen ze zich niet meer, maar blijven ze wel in leven als in een soort winterslaap. Bij temperaturen hoger dan 75 °C, bijvoorbeeld tijdens het koken, gaan bacteriën dood. Voedingsstoffen als eiwitten en koolhydraten in de buurt.
Bacteriën zijn belangrijk voor onze stofwisseling en afweer. De onschadelijke bacteriën worden tezamen ook wel de 'microbiota' genoemd. Maar er zijn ook bacteriën die ziektes, zoals huidinfecties, diarree, luchtweginfecties en hersenvliesontsteking kunnen veroorzaken.
Het grootste verschil met een bacterie is dat een virus geen organisme is. Dat betekent dat een virus geen eigen cellen heeft. Het komt uw lichaam binnen via lichaamssappen zoals speeksel en bloed, en nestelt zich vervolgens in een bestaande lichaamscel.
Griep wordt veroorzaakt door een virus, het griep- of influenzavirus. Er bestaan verschillende soorten griepvirussen. Influenza A en B zijn de belangrijkste. De ernst en de symptomen van de infectie kunnen verschillen naargelang het type virus.
Een virus is heel veel kleiner dan een bacterie. Een virus is een stukje genetisch materiaal met eiwitten eromheen. U zult vooral bekende virussen kennen zoals de griep of verkoudheid, buikgriep, waterpokken, COVID-19 en koortslip.
Salmonella is een voorbeeld van een ziekteverwekkende bacterie. Deze bacterie vernietigt de nuttige darmflora en produceert een gif dat via het bloed en de weefsels wordt getransporteerd. Een parasiet is een organisme dat zich ten koste van een ander levend wezen in stand houdt en vermenigvuldigt.
Het is verstandig om geen alcohol te drinken tijdens een antibioticakuur, ongeacht welke antibiotica je gebruikt. Alcohol droogt uit en veroorzaakt soms onrustige slaap, twee dingen die je lichaam niet kan gebruiken bij het bestrijden van een infectie.
Als je symptomen wilt laten verdwijnen, zijn drie dagen voldoende. Als je alle bacteriën wilt doden, zijn die twee extra dagen nuttig. De kans op het terugkomen van de klachten op langere termijn (4-6 weken) is iets groter bij de korte kuur; de kans op bijwerkingen is weer iets groter bij de lange kuur.
Als een patiënt zich tijdens een behandeling met een antibioticum moe voelt, ligt het voor de hand deze vermoeidheid toe te schrijven aan de ziekte waarvoor het antibioticum werd voorgeschreven. Toch menen patiënten nogal eens dat de vermoeidheid een rechtstreeks gevolg is van het gebruik van het antibioticum.