Lang geleden was vijf gulden het kleinste biljet. Maar omdat dit biljet zeer veel gebruikt werd dus snel sleet, is het op zeker moment vervangen door een munt van 5 gulden. Dat was de "gewone" munt met de hoogste waarde. Met een waarde van een kleine eur 2,30 toen de euro werd ingevoerd.
De bankbiljetten van vijf gulden hadden zo'n hoge omloopsnelheid dat ze te snel slijten. Daarom werd het bankbiljet van 5 gulden uiteindelijk weer vervangen door een munt. Dit prachtige bankbiljet toont Joost van den Vondel, de meest besproken dichter van de gouden eeuw. Hij werd geboren in 1587 in Keulen.
Het tweede muntstuk met een waarde van vijf gulden werd sinds 1988 geslagen uit nikkel met een dunne bronscoating. Door deze combinatie was de munt goudkleurig. Ze verving het bankbiljet van vijf gulden met de afbeelding van Joost van den Vondel.
Het nieuwe biljet moet valsmunterij tegengaan. De echtheidskenmerken van het biljet zijn verbeterd zodat het stukken moeilijker is om de biljetten te vervalsen. Drie nieuwe echtheidskenmerken moeten het biljet beter beveiligen: een portretwatermerk.
Anderen denken dan juist weer met nostalgische gevoelens terug aan deze door Oxenaar ontworpen serie. Bekende biljetten die ingevoerd werden, waren de zonnebloem (50 gulden), snip (100 gulden) en de vuurtoren (250 gulden).
De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver). Na de invoering van het decimale stelsel in Nederland (rond 1800) werd het muntje van 10 cent dubbeltje genoemd.
De bestaande €500-bankbiljetten blijven wettig betaalmiddel. Ze kunnen nog steeds gebruikt worden als betaal- en oppotmiddel, d.w.z. om te betalen en te sparen. Net zo kunnen banken, wisselkantoren en andere commerciële partijen de bestaande €500-biljetten in omloop blijven terugbrengen.
Als je heel goed zoekt, dan zijn er wel automaten die briefjes van vijf uitgeven. Bij de pinautomaten die binnen bij de banken staan heb je waarschijnlijk de meeste kans op een briefje van vijf. Hier zijn namelijk helemaal geen regels voor.
Er zijn hele kostbare gouden vijf gulden stukken bekend met een waarde van ruim boven de €1.000,00 Jaartal en kwaliteit zijn van groot belang voor verzamelaars. Vanaf 1826 tot en met 1912 zijn er gouden vijfjes geslagen, het ene jaar meer als de ander. In totaal; zijn er circa 4 miljoen geslagen en uitgegeven.
Vijfje. In de geschiedenis van de gulden is het vijfje, een munt ter waarde van 5 gulden (ongeveer 2,27 euro), tweemaal ingevoerd.
'Roodje' en 'geeltje'
Een 1000-guldenbiljet uit dezelfde serie had een rode achterkant en het 25-guldenbiljet een gele. Daar komen de uitdrukkingen 'een rooie rug' of 'een roodje' voor 1000 gulden en 'een geeltje' voor 25 gulden vandaan. Overigens was 200 gulden begin vorige eeuw een vermogen.
De waarde van een 10 gulden 1968 is afhankelijk van de kwaliteit van het bankbiljet, te herkennen aan de hoeveelheid gebruikerssporen uit die periode. De verzamelwaarde van het Nederlandse 10 gulden biljet uit 1968 wordt bepaald door de kwaliteit van het biljet.
Ook de bijnaam rooie of rooie rug (en vandaar, enigszins vulgair, alleen rug) voor een biljet van duizend gulden vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen deze biljetten een rode achterzijde hadden.
Knaak. Ten tijde van de gulden heette een munt van 10 cent een dubbeltje of duppie. Een gulden was een piek, een rijksdaalder een knaak, een biljet van 10 gulden een joet en een biljet van 25 gulden was tientallen jaren een geeltje, ook al was het rood.
Een rooie rug, ook wel simpelweg rooitje of een rug genoemd, was geld ter waarde van 1.000 gulden (ongeveer 454 euro). De rooie rug dankt zijn naam aan de kleur van het oorspronkelijke 1.000 guldenbiljet. Deze was namelijk jarenlang rood.
Je mag €10.000 contant storten zonder dat je bank hier melding van maakt. Contant betalen in een winkel is verboden vanaf een bedrag van €3.000. Als je meer dan dit bedrag stort dan is je bank of de winkelier verplicht dit te melden bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.
Handig als je liever niet teveel losgeld in huis hebt en rondslingerende bankbiljetten graag transformeert tot méér saldo op je rekening. Maar pas op: het is niet gratis. En je mag maar tot €10.000 per keer storten. Anders komt de Belastingdienst om de hoek kijken.
Bij De Nederlandsche Bank kunt u eurobankbiljetten en verzamelaarsmunten omwisselen. Bijvoorbeeld een biljet van 100 euro voor 5 biljetten van 20 euro. U leest hier meer over de mogelijkheden en voorwaarden.
Voor het afstorten van biljetten van € 500 betaal je € 5 per gestort biljet. Ook raden wij het af om €200 biljetten aan te nemen en te storten. Als zulke biljetten bij ons afgestort worden, zijn wij vaak wettelijk verplicht onderzoek te doen naar het gebruik en de herkomst van de biljetten.
De wet verplicht niemand om wettige betaalmiddelen te accepteren. Winkeliers mogen contant geld (biljetten en munten) of betalen met een pinpas of creditcard weigeren.
De gemiddelde Nederlander ziet bijna nooit zo'n paarse flap van 500 euro, maar in het criminele circuit is het een geliefd betaalmiddel. De briefjes zijn nog steeds een wettig betaalmiddel, maar worden sinds 2019 niet meer opnieuw gedrukt.
Een muntje van 1 cent uit Monaco, uit 2001 of 2002, is om en bij de 100 euro waard. Hetzelfde geldt voor een muntje van 2 cent uit het Vaticaan uit 2002 of 2003. Nog een zeldzaam rostje is dat van 1 cent dat Finland in 2001 uitgaf. Dat is 10 euro waard.
De ribbel- of kartelrand en het randschrift waren vroeger bedoeld om duidelijk te maken dat een munt niet was bijgesneden en daardoor in waarde verminderd.
Tot 1967 werden er nog guldens in zilver geslagen, de zogeheten zilveren gulden. Voor verzamelaars zijn die intussen wel anderhalve euro waard. De waarde kan toenemen als het gaat om een ouder exemplaar, bijvoorbeeld met de afbeelding van Wilhelmina of koning Willem (een van de drie) erop.