Rustig lopen stimuleert de vetverbranding. Een rustige lange duurloop gaat zo rustig zodat je je aan het einde nog steeds kan praten. Velen lopen de lange duurloop te snel, mede daardoor lukt ze het vaak niet om anderhalf uur aan een stuk te lopen.
De wekelijkse lange langzame duurloop.
Ook als je bijvoorbeeld traint voor de 10 kilometer kun je profiteren van de volgende effecten: Versterking van het systeem van hart en bloedvaten. Verwijding van de bloedvaten. Zo wordt energie sneller naar de werkende spieren vervoerd en afvalstoffen worden sneller afgevoerd.
Langzaam (en lang) lopen heeft meer voordelen, zoals:
Door langzaam hardlopen wennen je pezen en gewrichten aan de impact van (lang) hardlopend onderweg zijn, best handig als je bijvoorbeeld een marathon wil lopen; Al na een paar langzame duurlopen word je sneller met dezelfde hartslag.
Een rustige loop is een inspanning van lage intensiteit van een redelijk korte duur. Dus een lange duurloop, zelfs een langzame lange duurloop, valt niet onder die categorie.
Een goede vuistregel luidt: doe over je langzame kilometers zo'n twee minuten langer dan over de kilometers tijdens je beste vijf kilometer. Eigenlijk kun je nooit te langzaam lopen. Het lastigste is nog de lage hartslagen aanhouden die daarbij in je schema opduiken. Toch mag je best vaker heel langzaam lopen.
Van een zware tien kilometer wedstrijd moet je vaak minimaal vijf dagen herstellen om boven het oude niveau uit te stijgen. Van een kort rustig duurloopje is een halve dag herstel al vaak voldoende om daarna weer te gaan trainen.
Korte duurloop
Deze training lijkt op de lange duurloop maar deze is korter en het tempo zal hoger liggen. De duur ligt in verhouding tot je lange duurloop (bijv. de helft van de afstand) en het tempo ligt hoger maar moet goed vol te houden zijn.
Door die lange duurlopen langzaam te trainen leert jouw lichaam soepel over te schakelen op vetverbranding. Tijdens het hardlopen verbrandt je lichaam energie, waarbij eerst koolhydraten worden aangesproken en vanaf ongeveer 40 minuten schakelt het lichaam (alleen bij een laag tempo!) over op vetverbranding.
Tweewekelijks. De Amerikaanse trainingsgoeroe Jeff Galloway adviseert zelfs maar één lange duurloop per twee weken te doen. Hij heeft een vuistregel bedacht voor de periode tussen twee lange duurlopen: Voor elke mijl (1,6 kilometer) in een lange training moet je een dag langer wachten tot de volgende lange duurloop.
Over het algemeen heeft het spierstelsel na een grote inspanning 48 uur rust nodig. Als het lichaam geen tijd krijgt om te herstellen, kan dit resulteren in vermoeidheid, spierblessures, stressfracturen en ademhalingsklachten. Dit alles gaat ten koste van de training en uiteindelijk de prestatie.
Het kan heel verfrissend zijn om eens heel anders te gaan trainen dan je gewend bent. Loop je vooral duurlopen, voeg dan eens wat pittig intervalwerk aan de trainingsweek toe. Doe je veel tempowerk en intervaltrainingen, probeer dan eens een tijdje vooral lange, langzame duurlopen gecombineerd met kort snelheidswerk.
Reken enkele maanden, toch een maand of drie voordat je een kwartier of twintig minuten zonder problemen makkelijk kunt hardlopen. Met hardlopen zet je de vetverbranding extra aan. Dat gebeurt al na enkele minuten. Het is bekend dat na ongeveer een half uur hardlopen die vetverbranding tot wel 12 uur aan blijft staan.
Naast enkele duurloopjes begin je met een wekelijkse intervaltraining met snelle stukken van een minuut. Doe dit gedurende drie weken. Ga dan verder met intervallen van twee minuten gedurende drie weken. Doe vervolgens een keer in de week de 1-2-3 workout in de weken voorafgaand aan je (virtuele) 5-kilometerwedstrijd.
Als je de marathon binnen drie uur wilt lopen, moet je minstens het dubbele aan trainingstijd en -last inplannen, dat is dus 90-100 kilometer en ongeveer acht uur per week.
De meeste experts raden aan om toe te werken naar deze (maximale) afstanden voor je lange duurloop: 5 km: 8 km voor beginners, 16 tot 19 km voor gevorderden. 10 km: 16 km voor beginners, 19 tot 25 km voor gevorderden. Halve marathon: 19 tot 21 voor beginners, 25 tot 29 km voor gevorderden.
De belangrijkste hartslagzones zijn:
Een tempoduurloop wordt op 85 procent van je maximale hartslag gelopen. Bij fartlektraining en lange versnellingen bereikt je maximale hartslag zelfs waarden van boven de negentig procent.
De lengte van de voorbereidingsperiode hangt af van je fitheid en hardloopervaring. Over het algemeen zijn de meeste trainingsschema's 12 tot 20 weken. Je mag verwachten dat er snelheidswerk, heuveltraining en lange duurlopen in voorkomen. Maar de belangrijkste tip is: luister naar je lichaam.
Een gezonde volwassene heeft een rusthartslag van 50-80 slagen per minuut. De hartslag in rust daalt door training, omdat ons hart sterker wordt. Per hartslag kan een sterker hart meer bloed rondpompen. Er zijn dus minder slagen nodig om evenveel zuurstof en energie te transporteren.
De extensieve duurtraining is trainingsmethode waarbij een sporter het aerobe systeem traint. Het is een trainingsvorm zonder onderbrekingen tijdens het sporten. Het zorgt voor verbetering van de algehele gezondheid, uithoudingsvermogen en verbetering van het cardiorespiratoir systeem (hart en longen).
' Voor wie dat te vaag is en liever duidelijke cijfers wil horen: 'je moet op minder dan 65 procent van je hartslagreserve (HRR, van heart rate reserve) lopen. Dat is 65 procent van het verschil tussen je hartslag in rust en je maximale hartslag', zegt Armen Ghazarianen, een inspanningsfysioloog uit Californië.
Eet binnen 2 uur na het sporten
Door binnen 2 uur na het hardlopen of sporten iets eiwit- en koolhydraatrijks te eten, vul je snel je energievoorraad aan en kun je zorgen voor voldoende beschikbaar eiwit wat nodig is voor spierherstel. Je kunt er ook voor kiezen een normale hoofdmaaltijd te eten.
Na een warming-up, om blessureleed te voorkomen, wissel je in de meeste hardloopschema's de eerste week één minuut hardlopen steeds af met een minuutje wandelen. Start met drie keer in de week lopen, en vier dagen rust. Na de eerste training neem je twee dagen rust, en dat doe je na de tweede trainingssessie ook.
Migrerende dieren als het paard, kameel en gnoe en jagende dieren als wolf, hyena en hond leggen regelmatig lange afstanden rennend af. Ook de mens is een duurloper en neemt daarmee een bijzondere positie in.
Tijden en snelheid voor de 10 km
Normaal is 10 kilometer per uur, dus 1 uur over 10 kilometer. Snel is 12 kilometer per uur, dus 50 minuten over 10 kilometer. Supersnel is 15 kilometer per uur, dus 40 minuten over 10 kilometer. Super super snel is 20 kilometer per uur, dus 30 minuten over 10 kilometer.