Ten slotte is studenttevredenheid één van de belangrijkste motieven voor onderwijsvernieuwing en onderwijsverbetering. Vooral bij de masteropleidingen is er nog veel ruimte voor verbetering. Studenttevredenheid heeft een positieve weerslag op de onderwijsresultaten.
Onderwijsvernieuwing verwijst naar het proces van het doelgericht veranderen van onderwijsleerpraktijken of de condities die de vormgeving ervan bepalen, met de bedoeling het onderwijs en de vorming van de betrokken leerlingen of studenten te verbeteren.
Definitie onderwijsinnovatie
De definitie van onderwijsinnovatie is dat het onderwijs voor studenten of leerlingen verbetert, met behulp van een nieuwe aanpak of technologie. Met nieuwe technologie kun je denken aan internet, maar ook aan toepassingen zoals virtual reality [link onderin].
Onderwijsinnovatie is een vorm van innovatie die constant in beweging is. Innovatie in het onderwijs is zelfs noodzakelijk om hoog opgeleide mensen te kunnen blijven leveren. De maatschappij verandert en onderwijsinstellingen moeten innoveren om aan te sluiten bij de hedendaagse maatschappij.
Krachtlijnen van modernisering secundair onderwijs
De oriënterende functie van de 1ste graad secundair onderwijs wordt versterkt. De nieuwe indeling van het studieaanbod van de 2de en 3de graad zorgt voor meer transparantie en eenvoud. De onderwijsdoelen worden ambitieuzer.
De invoering van de Mammoetwet in 1963 is de verdienste van minister Jo Cals.
De havo is ontstaan met de Wet Voortgezet Onderwijs (WVO), ook wel genoemd de Mammoetwet, die in 1968 is ingevoerd. Op dat moment verdwenen de mulo, de mms en de hbs, die wel als voorlopers van mavo, havo en vwo gezien kunnen worden.
Illustratie in 'Het vrije volk' van 31 oktober 1958 over de Mammoetwet (Delpher) Het doel van de Mammoetwet was om iedereen goed onderwijs te bieden. Elk kind heeft recht op het beste onderwijs. Leerlingen moesten de kans krijgen om een algemene én aansluitend een beroepsopleiding te volgen.
Op deze scholen leerden alleen meisjes koken, huishouden, voedingsleer en de basisvaardigheden die bij huishouden van pas komen, zoals het bijhouden van een huishoudboekje en handwerken.
De opstroomoptie is bedoeld voor leerlingen die na 2B willen doorstromen naar 2A of naar het derde jaar ASO, KSO of TSO. Sommige basisopties worden opgedeeld in pakketten.
Dat doet ze via eindtermen: het minimum van wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Eindtermen maken duidelijk wat de samenleving van onderwijs verwacht. Leerplannen garanderen dat die minimumdoelen aan bod komen in de klas, een taak die schoolbesturen meestal uitbesteden aan hun netwerkorganisatie.
Er zijn 3 mogelijke finaliteiten: Doorstroom: om na het SO verder te studeren in het hoger onderwijs. Dubbele finaliteit: om na het SO verder te studeren of te gaan werken. Arbeidsmarkt: om na het SO te gaan werken of een graduaatsopleiding te volgen.
Ja, dat mag. Als je minstens 18 jaar, en dus meerderjarig bent, mag je jezelf inschrijven in een school en dus je eigen richting kiezen.
De school moet schriftelijk motiveren waarom u een B-attest krijgt. Wilt u toch het leerjaar overdoen, dan moet de delibererende klassenraad hiermee akkoord gaan. Kreeg u een B-attest met uitgebreide clausulering dan mag u altijd overzitten als u dat wil.
B-attest. De jongere krijgt een B-attest als hij geslaagd is maar voor 1 of meer vakken minder goede resultaten behaalde.
Eindtermen zijn beknopte omschrijvingen van de kennis, inzichten en vaardigheden waarover een leerling of student aan het eind van een opleiding minimaal zou moeten beschikken. Anders gezegd: het streefdoel van wat een leerling, student of cursist 'kent, snapt en kan' na voltooiing van een opleiding of cursus.
De ontwikkelingsdoelen zijn doelstellingen waar scholen bij hun leerlingen naar streven in het kleuteronderwijs en het buitengewoon onderwijs. De eindtermen zijn de basiskennis die u moet verwerven in het gewoon lager onderwijs, gewoon secundair onderwijs, de basiseducatie en het secundair volwassenenonderwijs.
Je wordt niet voorbereid op een specifiek beroep. Het ASO legt vooral een stevige basis voor het volgen van hoger onderwijs en de meesten kiezen er dan ook voor om verder te studeren na het ASO. In het technisch secundair onderwijs (TSO) gaat de aandacht vooral naar algemene en technisch-theoretische vakken.
Na het KSO kan de jongere een beroep uitoefenen of overstappen naar het hoger onderwijs. Het TSO besteedt aandacht aan algemene en technisch-theoretische vakken. Na het TSO kan de jongere een beroep uitoefenen of overstappen naar het hoger onderwijs. Bij deze opleiding horen ook praktijktlessen.
Voor een A-vak moet je altijd 50% behalen. Wij delibereren nooit voor A-vakken. Voor B-vakken mag je enkele onvoldoendes hebben.
De invoering van de Mammoetwet in 1968 betekent het einde van de huishoudschool. Voortaan staat de opleiding bekend als Lager Huishoud- en Nijverheidsonderwijs (LHNO) en zijn – voor het eerst – ook jongens welkom.
Vergelijking oud diploma met huidige diploma's
DUO maakt alleen beschrijvingen van diploma's die vallen onder de regelgeving van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). DUO vergelijkt uw oude diploma met een diploma binnen het huidige onderwijs. En bepaalt dan de waarde van uw oude diploma.