Sommigen zien de grote ontdekkingsreizen naar het Indië en Amerika in de late vijftiende eeuw als het einde van de middeleeuwen. Men zou kunnen stellen dat de door de Renaissance ingezette mentaliteitsverandering de ontdekkingsreizen mogelijk heeft gemaakt.
Over het algemeen wordt echter de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 aangehouden als hét eindpunt van de Middeleeuwen. Daarmee zouden de Middeleeuwen dus lopen van 476 tot 1492.
Toen de renaissance zich in de 14e en 15e eeuw vanuit Italië over een groot deel van Europa verspreidde en na de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492, waren de middeleeuwen afgelopen. Met de reformatie kwam nu de mens steeds meer centraal te staan.
Als einde van de klassieke oudheid gold lange tijd 476. In dat jaar zette Odoacer, een Germaanse legeraanvoerder, de laatste Romeinse keizer van de westelijke rijkshelft af. Daarmee kwam definitief een einde aan het West-Romeinse Rijk.
De geschiedenis van de Middeleeuwen gaat over een hele lange tijd, wel 1000 jaar. Daarom verdelen we deze tijd vaak in twee stukken: de vroege Middeleeuwen van 500 tot 1000 na Christus ( tijd van Monniken en Ridders), en de late Middeleeuwen van 1000 tot 1500 na Christus (Tijd van Steden en Staten).
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.
Zo kookt en poetst ze, maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst, vaak in slechte weersomstandigheden. De vrouwen uit lagere standen, zowel in de stad als op het land, hebben hetzelfde slechte leven als hun man.
De cultuur van de Aboriginals gaat terug tot maar liefst 65 000 jaar geleden en is daarmee de oudste ononderbroken cultuur ter wereld.
In de vruchtbare sikkel, waar ongeveer 10.000 jaar geleden de landbouw werd uitgevonden, ontstond de Sumerische beschaving (ca. 4500 v. Chr.). Deze wordt als de eerste beschaving ter wereld gezien.
We onderscheiden over het algemeen drie standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren en burgers. Onder de geestelijkheid rekenen we de mensen die in de kerk werkten, zoals monniken, priesters, bisschoppen en nonnen. Er was een constante strijd tussen de geestelijkheid en de adel om de macht.
De middeleeuwse mannen zijn gemiddeld niet ouder dan 38 jaar geworden! Een enkeling werd ouder en bereikte soms de leeftijd van 70, maar de meeste mannen vonden hun dood tussen een leeftijd tussen 20 en 29 jaar.
De Vroegmoderne Tijd (ca. 1450-1800) is een specifiek door historici vastgesteld tijdvak dat ook wel eens aangeduid wordt als de Nieuwe Tijd of als ancien régime. Deze historische periode begon omstreeks het einde van de middeleeuwen en duurde tot de moderne tijd, die rond 1800 begon.
Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas. Om eten langer te bewaren, werd het gedroogd, gerookt, gezouten, gezoet, bewaard onder vet of werd er zuur en zwavel aan toegevoegd.
De huizen in de stad waren gebouwd van: steen, hout, gedroogde klei of leem of van baksteen. Vaak waren de huizen van hout op een fundering van steen. Voor de rijken waren de huizen helemaal van steen. De daken waren soms belegd met leisteen of pannen, maar zeker tot 1400 veel vaker met riet.
Toch dronken vroeger niet veel mensen alcohol, het was gewoon te duur en niet altijd te krijgen. Tot in de Middeleeuwen bleef dat zo. In die tijd maakten mensen wijn uit vruchten en bier uit gerst en honing. Het alcoholgehalte van die dranken was laag.
De oudste mensen waarvan op Nederlands grondgebied vondsten zijn gedaan, waren de Neanderthalers. Het is omstreden in hoeverre de huidige bevolking hiervan nog afstamt. Nog in dit Paleolithicum kwam 35.000 jaar geleden de moderne mens West-Europa binnen, vermoedelijk als kleine groepen jager-verzamelaars.
De Europeanen van nu zijn een mix van oeroude bloedlijnen uit Afrika, het Midden-Oosten en de Russische steppe. Bewijs daarvoor wordt geleverd door archeologische artefacten, analyse van oude tanden en botten, en de taalkunde. Maar vooral komt het uit een nieuw vakgebied: de paleogenetica.
Vanuit Homo heidelbergensis ontwikkelde zich in Europa de neanderthaler. Schedels en zelfs hele geraamtes hiervan werden in heel Europa ontdekt. Hij maakte hier twee ijstijden door, waarna de anatomisch moderne mens Europa rond 45.000 BP zou bereiken. Deze eerste moderne Europeanen zijn binnengekomen vanuit West-Azië.
De Australische aboriginals zijn het oudste volk dat op aarde rondloopt. Ze zijn genetisch en cultureel al 50.000 jaar oud en behoren tot de directe afstammelingen van een groep mensen die 72.000 jaar geleden Afrika verliet. Rond 58.000 jaar geleden begonnen ze de zeestraat tussen Azië en Australië over te steken.
Het duurde van 3000 voor Christus tot 500 na Christus. In dit tijdvak behandelen we de tijd van de Grieken, die gevolgd werd door de tijd van de Romeinen. Deze periode duurde van 3000 voor Christus tot 500 na Christus. Deze periode noemen we de Oudheid.
Het Soemerisch was de taal die gesproken werd door de Soemeriërs, de bewoners van het zuidelijke deel van Mesopotamië.
Kerk werd gebruikt voor zondige activiteiten
Veel geliefden zochten hun toevlucht in de kerk, die een groot deel van de dag leeg was. Volgens de Amerikaanse mediëvist Ruth Mazo Karras was de kerk zelfs het equivalent van de achterbank van de auto, waar miljoenen van haar landgenoten hun eerste keer beleefden.
Vrouwen werden veelal jeugdig en rond weergegeven, met een slanke taille, hoge konische borsten en gewelfde heupen. Dit laatste was vooral om uiting te geven aan hun destijds voornaamste missie in de maatschappij: het moederschap.
Als je ridder wilde worden moest je een jongen zijn. De vrouwen werden jonkvrouw als ze van adellijk bloed waren. Sommige vrouwen gingen mee op kruistocht. Ze zochten onder andere eten en kookten.