De Eerste Kamer ontstaat in 1815 als een grondwettelijk advies om een tweekamerstelsel in te voeren wordt opgevolgd. Dat gebeurt op aandringen van de Belgen, maar al snel beschouwen zij de Eerste Kamer als een 'dierentuin van de koning'. In 1848 wordt de Grondwet hervormd.
De belangrijkste taak van de Eerste Kamer is het goedkeuren of verwerpen van wetsvoorstellen. Daarnaast heeft de Eerste Kamer de taak om de regering te controleren. De leden van de Eerste Kamer worden indirect, ofwel 'getrapt', gekozen. Dat gebeurt door de leden van de Provinciale Staten.
De 75 leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van de twaalf Provinciale Staten. De vorm is die van getrapte verkiezingen: de burgers kiezen Provinciale Staten en de leden van Provinciale Staten kiezen op hun beurt de leden van de Eerste Kamer.
Vergeleken met de Tweede Kamer heeft de Eerste Kamer minder wetgevende rechten. Zo heeft zij niet het recht van amendement. De belangrijkste taken van de Eerste Kamer zijn medewetgeving en controle. De Eerste Kamer is bevoegd wetsvoorstellen die de Tweede Kamer heeft goedgekeurd aan te nemen of te verwerpen.
Eerste Kamer in vogelvlucht
De Eerste Kamer bestaat uit 75 leden. Zij worden niet rechtstreeks door de Nederlandse bevolking gekozen, maar door de leden van provinciale staten en de leden van kiescolleges in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Het parlement (de Staten-Generaal) controleert de regering. Ministers leggen in het parlement verantwoording af over hun beleid.
Alle leden - Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Eerste Kamer is in 1815 ontstaan. Aanvankelijk werden de leden benoemd door de Koning. Sinds 1848 kiezen de leden van Provinciale Staten de Eerste Kamerleden.
Zittingsduur. De Eerste Kamer wordt voor een periode van vier jaar gekozen. Zittende Kamerleden kunnen zich wel laten herverkiezen bij nieuwe Eerste Kamerverkiezingen.
De Tweede Kamer heeft dus meer macht en middelen dan de Eerste Kamer. In de Tweede Kamer ontstaan regeringscoalities - meestal kent Nederland regeringen die steunen op een meerderheid van de Kamer - en deze kunnen hier ook weer uiteenvallen. Ook worden ministers er ter verantwoording geroepen voor hun beleid.
De Eerste Kamer wordt tegenwoordig iedere vier jaar opnieuw gekozen. Tot 1983 werd om de drie jaar een derde deel van de Kamer vernieuwd en was de zittingsduur zes jaar.
Budgetrecht. De Eerste en de Tweede Kamer hebben het recht om de staatsuitgaven (de rijksbegroting) en de staatsinkomsten (de belastingheffing) te beoordelen en daarna te verwerpen of goed te keuren. Zo bepalen zij samen met de regering hoeveel geld de overheid zal uitgeven en waaraan zij dit zal besteden.
De regering maakt wetten in samenwerking met de Eerste en Tweede Kamer (wetgevende macht). Een wet begint met een wetsvoorstel en is klaar na publicatie in het Staatsblad. Daartussen ligt een vast aantal stappen, die alle wetsvoorstellen moeten doorlopen.
Ieder Kamerlid kan in de plenaire vergadering een motie indienen over een onderwerp dat aan de orde is. Om in behandeling te komen moet zij door ten minste vier andere leden worden ondersteund.
In Nederland wordt de Eerste Kamer der Staten-Generaal officieus ook wel de Senaat genoemd. In België is Senaat de officiële naam voor het hogere huis van de volksvertegenwoordiging.
De Eerste Kamer heeft niet het recht van amendement. Dat blijkt uit artikel 85, waarin staat dat de Eerste Kamer het voorstel 'overweegt zoals het haar is gezonden'. Dat betekent dat de Eerste Kamer het voorstel moet behandelen zoals het door de Tweede Kamer is aangenomen.
Het begrip parlement gebruiken we in twee betekenissen. We verstaan er 'de volksvertegenwoordiging' onder, waarbij dan in het algemeen de Tweede Kamer wordt bedoeld. Het is echter tevens een verzamelbegrip voor Tweede en Eerste Kamer. Een (formeler) synoniem daarvan is 'Staten-Generaal'.
Een regering is een orgaan van de staatkundige organisatie, belast met de uitvoerende macht voor een bepaald grondgebied. Met andere woorden: de regering heeft de bevoegdheid om de wetgeving tot uitvoering te brengen binnen de grenzen van het grondgebied waarover ze die bevoegdheid heeft.
Het Nederlandse kabinet bestaat uit alle ministers van de zittende regering, met hun staatssecretarissen. Een kabinet draagt de naam van de regeringsleider, die minister-president wordt genoemd (bijvoorbeeld: kabinet-Rutte), eventueel met een (Romeins) volgnummer (bijvoorbeeld: kabinet-Balkenende I).
In de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden de 150 volksvertegenwoordigers rechtstreeks verkozen bij algemeen stemrecht. Op vlak van talen is de Kamer samengesteld uit 88 Nederlandstaligen en 62 Franstaligen. 41 % van de volksvertegenwoordigers is vrouw.
De coalitie werd gevormd door Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), Democraten 66 (D66), Christen-Democratisch Appèl (CDA) en ChristenUnie (CU), dezelfde partijen als het voorgaande kabinet-Rutte III.
Grondwettelijk is de koning het staatshoofd en maakt hij deel uit van de regering. Ook heeft hij een rol in de kabinetsformatie en het wetgevende proces. Hij moet elke wet ondertekenen om deze in werking te doen treden.
De inkomsten van de overheid bestaan vooral uit de belastingen en premies die burgers en bedrijven betalen. De overheid geeft dit geld uit aan voorzieningen zoals scholen, wegen en ziekenhuizen.
Soorten kabinetscrises
Het kabinet dreigt af te treden als het parlement een bepaald voorstel niet aanneemt. Het centrale discussiepunt is het toekomstige beleid. Er is zodanige kritiek op de regering vanwege (vermeend) wanbeleid, dat de regering onvoldoende vertrouwen van het parlement heeft om door te kunnen regeren.