De westerse cijfers van het tientallig stelsel zijn: 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9. Ze worden Arabische cijfers genoemd, maar komen oorspronkelijk uit India uit het Brahmischrift. De wetenschappers in de moslimwereld, die hun werken in het Arabisch schreven, hebben ze van daar overgenomen.
Het getal nul, aangeduid met het cijfer 0, duidt aan dat er geen voorwerpen zijn. Het natuurlijke getal 0 wordt gevolgd door het getal 1. Het woord nul vindt zijn oorsprong in het Latijnse nullus (geen).
Het getal een, weergegeven door het enkele cijfer 1, is het natuurlijke getal dat nul opvolgt en aan twee voorafgaat. Het representeert een enkele entiteit in de eenheid van tellen en meten. Het Romeinse cijfer voor één is de letter I.
Het getal π, soms geschreven als pi, is een wiskundige constante, met in decimale notatie de getalswaarde 3,141 592 653... Het getal is de verhouding tussen de omtrek en de diameter van een cirkel.
De kleine letter ɐ (de omgekeerde double-storey of double-decker vorm 'a') wordt gebruikt in het Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA) om de centrale bijna-open klinker aan te duiden. In de wiskunde wordt het symbool ∀ gebruikt voor de universele kwantor.
K, een informele afkorting voor kilobyte. K, symbool voor 1000 of 1024 om een groot getal of bedrag compact weer te geven. K of κ, aanduiding voor compressiemodulus.
De eerste elementen van de rij zijn dan als volgt: 0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144, 233, 377, 610, 987, 1597, 2584, 4181, 6765, 10946, ...
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Een dubbeltje werd in het Bargoens ook wel beisje genoemd. De term komt uit het Nederlands-Jiddisch, waarin beis verwijst naar de waarde van twee stuivers. In informele taal wordt ook wel gesproken van een duppie. De eerste dubbeltjes van het Koninkrijk der Nederlanden werden geslagen in 1818.
Ook de bijnaam rooie of rooie rug (en vandaar, enigszins vulgair, alleen rug) voor een biljet van duizend gulden vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen deze biljetten een rode achterzijde hadden.
De spie geeft zowel in de draai- als in de lengterichting een verbinding. De spiegleuf in de naaf wordt ook iets taps uitgevoerd, zodat wordt voorkomen dat de naaf scheef op de as komt tijdens het inslaan van de spie. Ook klemt de naaf zo beter op de as.
Een spiebaan is een uitsparing in de lengterichting van bijvoorbeeld een as en/of naaf om een spie in te leggen, om zo een roterende beweging van een as over te brengen op een andere.
Ook werd de naam daalder-dubbeltje gebruikt, een term met dezelfde oorsprong als de Engelse naam penny-farthing. De twee verschillende wielen werden als het ware vergeleken: een grote munt, de penny of de daalder, en een veel kleinere munt, de farthing of het dubbeltje.
Muntstuk of waarde van 10 centiemen.
De geschiedenis van de Nederlandse gulden gaat terug tot 1252. De eerste gulden (betekent "gouden") werd florijn genoemd, naar de Florentijnse lelie uit het wapen van de stad Florence, waar in 1252 de eerste belangrijke gouden munt (Gouden florijn) sinds de Karolingische tijd werd geslagen.
De meeste guldenbankbiljetten kunt u nog tot 1 januari 2032 inwisselen voor euro's. Dit doet u bij de Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Guldenmunten (als dubbeltjes en rijksdaalders) kunt u bij DNB niet meer omwisselen. Andere valuta kunt u alleen omwisselen in het land waar het geld vandaan komt.
De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver). Na de invoering van het decimale stelsel in Nederland (rond 1800) werd het muntje van 10 cent dubbeltje genoemd.
Met sokkel (beter bekend onder de Engelse naam basement), grondgebergte, kristallijn moedergesteente of kristallijn basement wordt in de geologie het hardere gesteente aangeduid dat onder afzettingsgesteentes, gesedimenteerd in bekkens, te vinden is.
Een sokkel, piëdestal of voetstuk is een onderstuk van steen of hout waarop een beeldhouwwerk wordt geplaatst. Het standbeeld is zo beter te bekijken.
Celdifferentiatie is een fysiologisch, anabool proces waarbij een weinig gespecialiseerde stamcel zich, via celdeling, exponentieel vermenigvuldigt naar grote aantallen verschillende soorten, meer gespecialiseerde, 'weefselspecifieke' cellen.
Boven op de klei liggen in België de Formatie van Kattendijk (Waasland), Berchem (Antwerpse Kempen) en Eigenbilzen (Limburgse Kempen).
Het verschil met zand is dat zand bestaat uit kleine rotsblokjes (als gevolg van erosie door water, wind en/of temperatuurverschillen) en klei bestaat uit (kleine) kleiplaatjes. Kleiplaatjes zijn chemisch gevormd en bestaan uit silicium- en aluminiumzouten.
Neerslag met saharazand is een eeuwenoud verschijnsel. Vroeger kon men dit niet verklaren. Het werd toen toegeschreven aan insecten die het regenwater roodachtig kleurden. Het stond ook wel bekend als bloedregen of wonderregen.
Het stof trekt snel ons land voorbij en verdwijnt met regen snel uit de lucht. Het effect op ons weer is dan ook kortdurend. Dat is anders boven de Sahara, waar de wind voortdurend nieuw zand de lucht inblaast. Het zand in de lucht weerkaatst zonlicht.