Elektriciteit is afgeleid van het Neolatijnse woord electricus, wat "van barnsteen" betekent – dat zelf weer van ήλεκτρον [èlektron] komt, het Griekse woord voor "barnsteen". In 1646 werd voor het eerst het Engelse woord electricity gebruikt door de Britse schrijver Thomas Browne in zijn werk Pseudodoxia Epidemica.
Elektriciteit is een vorm van energie van bewegende elektronen. Dat zijn kleine deeltjes die deel uitmaken van een atoom. Elk elektron heeft een kleine elektrische lading. Als elektronen zich verplaatsen, komt er energie vrij.
'Elektriciteit' wordt vaak kortweg 'stroom' genoemd. Dat komt omdat de elektronen door een elektrische draad heen 'stromen', net zoals water door een tuinslang stroomt.
Atomen met elektronen
Dit atoom heeft een kern waar 'elektronen' omheen draaien. Dit zijn hele kleine deeltjes die heen en weer bewegen. Bij deze bewegingen, bijvoorbeeld door een stroomkabel, produceren zij stroom.
De oudste vorm van kunstmatig opgewekte elektriciteit is wrijvings- of statische elektriciteit. De eigenschappen van gewreven barnsteen (elektron in het Grieks) waren al in de oudheid bekend. In de achttiende eeuw werden op basis van dit principe de zogenaamde elektriseermachines ontwikkeld.
Elektriciteit is nu overal dat men ze bijna niet meer opmerkt. Toch bestaat het maar zo'n 130 jaar. Thomas Edison was de uitvinder van elektriciteit. Hij had de eerste gloeilamp laten branden in 1882 in New York.
De stroomkring begint en eindigt bij de elektriciteitsbron. Dit kan een batterij zijn, de dynamo van een fietslamp of de elektriciteitscentrale die stroom naar onze stopcontacten duwt. Een elektriciteitsbron heeft altijd een plus en een min aansluiting.
Elektriciteit (vaak stroom genoemd) is eigenlijk niets anders dan energie. Maar dan energie in een specifieke vorm. Elektriciteit wordt gevormd door stroming van elektronen, die van het ene punt naar het andere punt stromen. Dat is de zogeheten stroomkring.
In Nederland wordt het grootste deel van de elektriciteit geproduceerd door verbranding van fossiele brandstoffen, zoals aardgas en steenkool. Maar elektriciteit wordt ook gemaakt door verbranding van biomassa, met windturbines, waterkracht, zonnecellen en kernenergie.
Elektrische stroom zijn de elektronen die zich verplaatsen door een geleider (bijvoorbeeld een stroomdraad). De hoeveelheid elektronen die zich verplaatsen door een geleider wordt uitgedrukt in Ampère. Je hebt gelijkstroom, zoals bij een batterij, waarbij de elektronen van de plus pool naar de min pool stromen.
Stroom heb je in twee smaken: gelijkstroom (Direct Current – DC) en wisselstroom (Alternating Current - AC).
Elektriciteit bestaat uit spanning en stroom, maar ook heb je elektriciteit in twee verschillende soorten: gelijkstroom en wisselstroom.
Spanning kan zonder stroom, stroom kan niet zonder spanning. Dat is logisch. Als de kraan dicht zit verplaatst het water in de leiding zich niet terwijl er wel druk op staat. Andersom kan stroming niet zonder druk.
Elektriciteit is een vorm van energie die ontstaat door beweging of stroming van elektronen. Elektronen zijn negatief geladen elementaire deeltjes. Elektronen zijn of gebonden in bijvoorbeeld een atoom óf ze bewegen zich met behulp van een geleider vrij in de ruimte.
Elektrische spanning
De hoeveelheid energie die wordt meegegeven aan de elektrische lading is de spanning (U). De eenheid van spanning wordt gemeten in volt (V). Een andere veelgebruikte benaming hiervoor is voltage.
Het drukt het aantal elektronen uit (ook wel 'elektrische lading' genoemd) dat gedurende een bepaalde tijd langs een punt in een circuit stroomt. Een stroom van 1 ampère betekent dat 1 coulomb elektronen — dat wil zeggen 6,24 triljoen (6,24 x 1018) elektronen — in 1 seconde langs één punt in een circuit stromen.
Als eenheden voor de hoeveelheid geleverde of verbruikte energie kennen we kilowattuur (kWh; wordt meestal gebruikt voor elektrische energie), joules (J; de standaardeenheid voor allerlei soorten energie) en calorieën (meestal voor energie-inhoud van voeding of de energie die we bij het sporten verbruiken).
De introductie van elektriciteit komt voort uit de uitvindingen die gedaan werden op het gebied van verlichting. In 1878 toonde de Rus Jablochkoff de wereld op de elektriciteitstentoonstelling tientallen lampen die tegelijkertijd brandden op één dynamo.
1. Elektriciteit is bijna even snel als licht. In het luchtledige verspreidt elektriciteit zich met dezelfde snelheid als licht, namelijk aan +/- 300 000 km/s. Het zijn dan niet de elektrische ladingen die zich verplaatsen, maar een elektromagnetische golf.
Nikola Tesla is bij het grote publiek vooral bekend als de uitvinder van de wisselstroomgenerator, de wisselstroomelektromotor en van andere belangrijke componenten van het huidige elektriciteitsnet. Deze apparaten waren in rudimentaire vorm meestal al voor Tesla's tijd ontwikkeld door eerdere ingenieurs.
Elektriciteit is een vorm van energie die voortkomt uit de beweging van elektronen.
Elektriciteit wordt opgewekt door energie. En op dit moment zijn het nog de grote energiecentrales die fossiele brandstoffen zoals kolen, olie en gas verbranden om energie op te wekken. Het zijn geen duurzame energiebronnen, ze zijn snel aan het opraken en het is schadelijk voor het wereldklimaat.
AC is een Engelse term en staat voor “Alternating Current”, DC voor “Direct Current”. Vertaald wordt dit dan wisselstroom en gelijkstroom.
Vóór 1989 had de netspanning een voltage van 220. In 1989 werd besloten om de hoogte van de spanning te verhogen tot 230 volt. De reden hiervoor was om in Europa tot één niveau voor laagspanning te komen. Op deze manier is het ook makkelijker voor toeristen om stopcontacten in andere Europese landen te gebruiken.