In stilstaand water gebeurt het vaak dat de wind het water naar een bepaalde kant opstuwt. Jouw dobber drijft dan met de wind mee, maar tegen de bodem aan kan door onderstroming (dat is het terugkerend water) je lokaas de andere kant opgaan.
Indien je dobber juist plat komt te liggen, dan weet je dat je het stoppertje ondieper moet stellen (dus omlaag schuiven). Zo kun je dus precies en nauwkeurig uitloden, je weet 100% zeker dat je lood en je haak op de bodem liggen. Nu zal automatisch je dobber minder verplaatsen.
Zal er veel wind of stroming zijn? Dan heb je misschien een zwaardere, peervormige dobber nodig. Ten tweede, denk na over de soort vis die je hoopt te vangen. Als je op grotere vissen zoals karpers vist, wil je misschien een grotere dobber die niet gemakkelijk onder water kan worden getrokken.
Peil eerst met een peilloodje hoe diep het water is. Dit doe je door het peilloodje aan de haak te haken. Gooi vervolgens langzaam je lijn in het water op de plek waar je wil gaan vissen. Als het peilloodje op de grond 'staat' en je dobber boven het water zichtbaar is, dan staat de dobber te diep afgesteld (1).
Een onderlijn zorgt ervoor dat je hengel niet zo snel breekt of kapot gaat. Je dobber blijft niet snel vast zitten aan de bodem of aan een plant onder water. Je kan heel makkelijk je haak wisselen van de hengel. Het voorkomt dat je vislijn kapot gaat door de tandjes van de vis zelf.
Het is voor het witvissen verstandig om een dobber te kiezen van maximaal 1 gram. Dit is voor het vissen op voorn wellicht zelfs nog iets te zwaar maar het is voor het witvissen vrijwel altijd goed. Als er geen of weinig stroming staat heb je met 0.3 tot 0.5 gram ook genoeg gewicht voor het witvissen.
Dobber voor voorn
Gebruik daarom een dobber met een draagvermogen van 0,5 tot 2 gram. Vis je op een vijver en is het nagenoeg windstil? Dan is 0,5 gram prima te gebruiken. Bij meer wind of op een dieper water kan er verhoogd worden naar een drijfvermogen tot 2 gram.
Nadat ze de wintermaanden vaak op 'beschutte' plaatsen hebben doorgebracht, trekken ze in het voorjaar weer naar wat meer open water en zijn daar tot aan de paaitijd soms heel goed te vangen. Vooral de avonduren zijn bijzonder geschikt. In het vroege voorjaar is de voorn vaak goed te vangen.
ð Vissen maken geen goede match met Tweelingen of Weegschalen. Vissen kunnen eigenlijk altijd wel meekomen met iedereen, maar houden van rust en stilte, in tegenstelling tot Tweelingen en Weegschalen. Geen van alle sterrenbeelden kunnen goed omgaan met heftige emoties. Vissen zullen zich al snel niet gesteund voelen.
Mocht je graag je hengel uitgooien, dan hebben we slecht nieuws voor je: vissen hebben gevoel. Tenminste: ze ervaren vooral stress, blijkt uit onderzoek. Dankzij het ontbreken van belangrijke hersencellen en de kleine omvang van hun schedel, worden vissen vaak gezien als domme, gevoelloze diertjes.
De diepte van je dobber hangt af van de diepte van het water. In de meeste gevallen is het verstandig om 20 tot 30 centimeter boven de bodem te vissen. Als het een warme zomerdag is, en je de voorns vaak ziet zwemmen, is het verstandig om wat hoger in het water te vissen.
Het vissen op baars of op kleinere vis: Vis enkele centimeters boven de bodem. De dobber wordt dusdanig uitgelood dat de antenne een aantal centimeters onder water is wanneer het peillood de bodem raakt. Vissen bij warm weer of vissen op rietvoorn: Zoek de vis op half waterdiepte of vlak onder de oppervlakte.
Om dit te doen gebruik je het peillood met een kurken of foamen onderkant. Haal je haak door het oogje aan de bovenkant van het peillood en prik hem onder in het foam. Wanneer je het loodje nu laat zakken tot hij op de bodem komt zie je precies of je dobber zinkt of boven het water uit komt.
Als je hem helemaal blij wilt maken dan leg je in het aquarium een grote steen of een huisje waar hij zich achter kan verstoppen. Dan voelt hij zich nog veiliger. Zo, waterplantjes erbij. Zo ziet het er wat gezelliger uit, vissen kunnen zich daar ook achter verstoppen.
Oppervlakte aas
De meest gebruikte aassoorten voor het drijvend vissen op karper zijn brood, kattenbrokken, hondenbrokken, pop-ups en wafters. Door middel van foam of kurk is het ook mogelijk om zinkend aas drijvend te maken.
Lange tijd was de heersende gedachte dat we ons daar vooral geen zorgen over hoeven te maken, want vissen zouden niets voelen. Althans, niet zoiets menselijks als 'pijn'. Maar daar komt de wetenschap nu op terug. Uit steeds meer onderzoek blijkt namelijk dat vissen wel degelijk een vorm van pijn kunnen ervaren.
Tijdens het vissen gebruiken veel mensen visspullen zoals een dobber. Bij sommige hengels zijn visdobbers ook echt nodig. Zonder dobber kun je dan niet vissen. Welke visdobber je gebruikt hangt af van een aantal factoren.
Voor het vissen op snoek heb je altijd een onderlijn nodig die bestand is tegen de ruim 700 tanden. De keuze kan gemaakt worden uit een stalen of fluorocarbon onderlijn. Fluorocarbon onderlijnen zijn onderwater amper te zien en stalen onderlijnen daarentegen weer wel.
Omdat harder iets vetter is dan een witvis, is deze ideaal om te grillen. In een pan of op de barbecue. Ook kan deze vis goed worden gebakken of gestoofd. Een recept met gegrilde harder op courgettelinten.
Agressie tussen vissen uit zich in de vorm van achter elkaar aan jagen en soms 'bijten'. Agressie vindt plaats tussen vrouwtjes onderling, mannetjes onderling en tussen mannetjes en vrouwtjes. Agressie is gekoppeld aan zowel dominantie als reproductie.
Kannibalisme wordt bij mensen als een barbaarse daad gezien. Het eten van individuen van dezelfde soort komt bij vissen echter vaker voor dan je wellicht zou denken – en met reden. Vissen zijn opportunisten. Een snelle en gemakkelijke hap is altijd goed; ook als het je eigen soort betreft.
Gebruik daarom op zachte bodems altijd een onderlijn van minimaal 15 tot 20 cm (tenzij je met een korte chod rig vist). Op harde bodems is het vissen met een kortere onderlijn wel mogelijk, omdat het lood bij zand, klei of leem op de bodem blijft liggen en niet zal wegzakken.