Op de katheter staat het volume van het ballonnetje aangegeven, bijv. '5-15 ml'. Vul de ballon met zo min mogelijk vloeistof. Een te volle ballon geeft blaaskrampen, maar door te weinig vulling kan de katheter uit de blaas glijden.
Vullen van de ballon
De ballon voorkomt dat de katheter uit de blaas valt. Via het ventiel wordt de ballon met een steriele water/glycerine-oplossing gevuld, standaard met 10 ml., tenzij anders aangegeven staat op het ventiel van de katheter.
Een verblijfskatheter is een dun slangetje dat via de plasbuis in de blaas wordt gebracht. Om te voorkomen dat de katheter uit de blaas glijdt, zit er aan het uiteinde een ballonnetje dat gevuld wordt met water.
Als de ballon wel leeg is, maar vastzit
Dit gaat vaak gepaard met steenaanslag op de ballon en/of de kathetertip. Oplossing: spuit gel langs de katheter in de plasbuis of in de fistelopening. Wees er zeker van dat de katheter los is van de wand. Draai de katheter rond of duw deze verder de blaas in.
Als u een katheter heeft is het belangrijk dat u goed drinkt, minstens 2 liter vocht per dag. Zo produceert u voldoende urine, worden de afvalstoffen met de urine uit uw lichaam afgevoerd en verminderen blaaskrampen en verstoppingen van de katheter.
Was uw handen voordat u het kraantje of de opvangzak loskoppelt of vervangt. Het is nodig dat u voldoende drinkt zodat u minstens anderhalve liter urine per dag produceert. De blaas reageert op een katheter door extra slijm te vormen.
Wel kunnen er bloedstolseltjes ontstaan waardoor de katheter verstopt raakt. Drink daarom voldoende: probeer minstens twee liter vocht per dag te drinken. Voldoende drinken helpt ook om een urineweginfectie te voorkomen. De blaas spoelt dan goed door, bacteriën krijgen minder kans om zich vast te zetten in de blaas.
De constante aanwezigheid van het catheteruiteinde en het ballonnetje kunnen irritatie van de blaaswand geven. Soms reageert de blaas hierop met verkramping, dit geeft buikpijnklachten. Daarnaast kan de geïrriteerde blaaswand extra slijm gaan vormen als reactie op dit lichaamsvreemde object.
Het latex waarvan de meeste heliumballonnen gemaakt is enigszins poreus, waardoor de kleine heliumatomen kunnen ontsnappen. Ze lopen daardoor vrij snel leeg. Latex heliumballonnen blijven tussen de 6 en 12 uur zweven.Folieballonnen gaan wel enkele weken mee.
Wanneer de ballon leeg of lek is, kan de katheter er wel uit vallen. Wat moet ik doen wanneer de katheter eruit valt? Als uw katheter eruit is, moet u direct contact opnemen met uw (huis)arts of wijkverpleegkundige. De fistelopening kan namelijk binnen enkele uren dichtgroeien.
Zuchten kan helpen voor ontspanning, om de katheter verder in te brengen. Wanneer de urinestroom stopt, kunt u de katheter voorzichtig een stukje terugtrekken, meestal komt er nog wat urine. Herhaal dit zodat er geen urine in de blaas achterblijft.
Flip flo (kraantje)
Dit doet u door het kraantje te openen boven het toilet of de maatbeker. Door gebruik te maken van de flip flo blijft de blaasfunctie behouden. De flip flo moet elke zes weken verwisseld worden.
Overdag wordt de urine opgevangen in een urine-beenzak. Deze heeft meestal een inhoud van 500 tot 750 ml en kan 7 dagen aan de katheter verbonden blijven.
Wat zijn de gevolgen als de verblijfskatheter niet goed blijft zitten? De verblijfskatheter gaat dan verschuiven met als mogelijk gevolg het verliezen van de verblijfskatheter. Daarnaast kan een niet goed gefixeerde verblijfskatheter irritatie geven, weefselschade, pijn of een urineweginfectie veroorzaken.
De opvangzak moet dag en nacht lager hangen dan de blaas en deze mag niet op de grond liggen. Zorg er voor dat het kraantje nergens tegenaan komt. De kans op infecties wordt dan kleiner. Voor de nacht kunt u de nachtzak aan de dagzak koppelen.
De lege spuit in een draaiende beweging van de ballonpoort verwijderen. Wanneer er bij balloncontrole blijkt dat er niet meer voldoende water in de ballon aanwezig is, de balloncontrole na 1 à 2 dagen herhalen.
Gebruikt uw kind geen sondevoeding of medicijnen via de katheter, dan moet u de katheter 1-2 keer per dag doorspuiten met 5-15 ml lauw water.
Daarnaast zorgt de druk voor het vrij komen van natuurlijke hormonen (prostaglandinen) die de rijping van de baarmoedermond versnellen. Het inbrengen van de ballonkatheter is meestal niet pijnlijk, maar voelt soms onplezierig aan. Na afloop kunt u een beetje oud (bruin) bloedverlies hebben.
Het wisselen van de verblijfskatheter
Hoe lang de katheter kan blijven zitten is afhankelijk van het materiaal. Voor het wisselen van de katheter heeft u een afspraak meegekregen. Een verpleegkundige van de polikliniek urologie of uw huisarts (als u niet onder behandeling bent van de uroloog) wisselt de katheter.
Recent onderzoek* wijst uit dat mensen die katheteriseren gemiddeld 2,7 keer per jaar te maken krijgen met een blaasontsteking. Kunt u een blaasontsteking of urineweginfectie voorkomen? Niet altijd, maar u kunt er zelf wel wat aan doen om de kans op een infectie te verkleinen.
Nadat u geplast heeft zal de verpleegkundige met de bladderscan controleren of er niet te veel urine is achtergebleven in de blaas. Mocht dit minder dan 250 ml zijn dan plast u goed uit. Mocht dit meer zijn dan 250 ml zie punt 2a.
Als het niet lukt om de blaas goed leeg te plassen, blijft er urine in de blaas achter. Dit heet blaasretentie. Doordat je blaas niet goed doorspoelt, kan er een blaasontsteking ontstaan, die zelfs tot een ontsteking van de nierbekkens kan leiden.
Indien u geen volle blaas heeft wordt uw blaas, door middel van een katheter via de plasbuis, gevuld met steriel water. Een volle blaas is beter aan te prikken. Zodra de verdoving werkt en de blaas vol is, maakt de uroloog een sneetje in de buik, waardoor de aanprikcanule makkelijker ingebracht kan worden.