Meestal groenblijvende struiken en klimplanten ( Taxus, Liguster, Laurier, Vuurdoorn, Klimop, diverse coniferen, bamboe, Hulst e.d. ). De jongen vliegen daar naartoe wanneer ze voor het eerst het nest verlaten, en de ouders gebruiken het als uitkijk alvorens met voedsel het nest in te gaan.
In uw tuin zijn het vaak de verschillende soorten mezen of mussen die overnachten in een nestkast. Maak oude nestkasten nu leeg, want vogels willen er buiten het broedseizoen geen takken of bladeren in hebben en slapen het liefst in een kale kast.
Huismussen broeden in een los kolonieverband. Het nest wordt vooral gemaakt onder dakpannen, in gaten en kieren van gebouwen en in mussenkasten. Het slordige nest bestaat uit takjes, stro, veertjes en hondenharen. Broedduur: 11-12 dagen.
In buitenwijken bleken de huismussen het beste af: er was voldoende voedsel en nestgelegenheid. Die twee factoren zijn bepalend in het vogelleven. In Nederland is de stand van de huismus de afgelopen 25 jaar gehalveerd. In steden zijn ze op veel plaatsen uit het straatbeeld verdwenen.
Tegenwoordig zijn de steden te clean. Daken en muren worden te goed geïsoleerd, ze hebben geen enkele opening meer. Inheemse (on)kruiden en bloemen worden uit de tuinen verweerd en het gras wordt gemillimeterd afgereden. Ruige of verwilderde hoekjes verdwijnen in de steden.
De oorzaak: in een modern geïsoleerd huis is geen broedgelegenheid voor de mussen. Op het platteland zul je ze ook niet vaak zien en mussen houden ook niet van bosrijke omgeving. Dus vooral in dorpen en steden met veel groen en rommelhoekjes vind je ze. Daar houden mussen van.
Winterkoning, heggenmus en roodborst
Voedsel: meelwormen, ongekookte havermout, wat broodkruimels, Premium voedertafelmix. Voerplaats: een zeer beschutte sneeuwvrije plaats.
Nederlandse koolmezen zijn standvogels en overwinteren dus in ons land. In strenge winters overwinteren koolmezen uit Scandinavië en Oost-Europa in grote aantallen in Nederland, maar ook nog zuidelijker.
Omdat de mussen het fijn vinden om samen te nesten, is het raadzaam om een aantal nestkasten bij elkaar te hangen. Struiken waar de mussen dol op zijn; meidoorn, berberis, hulst, vuurdoorn,vlierbes, lijsterbes. Alle prik- of bessenstruiken worden zeer gewaardeerd.
Net als andere vogels heeft de huismus behoefte aan de 3 V's: voedsel, veiligheid en een plekje om zich voort te planten. Op alle drie deze vlakken liggen echter gevaren op de loer. Verdwijnen van nestplekken. Moderne, goed geïsoleerde huizen hebben geen gaatjes, kieren, nisjes en holtes.
Uilen zijn roofvogels waar mussen bang voor zijn. Door middel van een nep uil neer te zetten in uw tuin verjaagd u de mussen. Dit schrikt de mussen af en zullen niet meer in de buurt komen. Verplaats de uil af en toe zodat de vogels niet zien dat het een nep uil is.
Huismus. De huismus is een zaadeter maar voert haar jongen in de eerste dagen met bladluizen, rupsen, kevers en sprinkhanen. Vinken zijn eveneens zaadeters maar hun jongen eten vooral rupsen en kleine insecten.
Vrouwtje vink kunt u makkelijk verwarren met vrouwtje huismus. Let vooral op de vleugel: de lichte streep (van buik richting rug) van vrouwtje vink is het meest duidelijke verschil tussen de twee. In hun bewegingen zijn ze ook anders: vinken stappen over de grond, mussen hippen.
Koolmees in de winter
Het lijken misschien steeds dezelfde individuen, maar gedurende de winter zoeken koolmezen voedsel in groepen die van samenstelling kunnen wisselen. 's Nachts slapen de koolmezen individueel in nestkasten, indien die beschikbaar zijn.
Schuilen voor de storm
Laag, in de luwte van groenblijvende naaldbomen en in dichte hagen en riet. Daar zijn ze beschermd tegen regen en wind. Daarbij geldt: hoe lager hoe warmer. Holenbroeders, zoals mezen, schuilen ook in holtes.
Richt je tuin vogelvriendelijk in: hang nestkastjes, plant besdragende struiken en nectarrijke bloemen die insecten aantrekken, bied seizoensgebonden voedsel aan. Voeder de vogels in je tuin bij wanneer het kouder wordt. Strooi voor de mus zaden en bessen op de grond, in de buurt van struiken.
Mussen lijken misschien de hele dag te zingen, maar ze pieken – net als andere zangvogels – vroeg in de ochtend. Dan zingen ze om een territorium te verdedigen of gewoon om te melden dat ze er zijn.
Ook mussen kunnen zwemmen en ze baden sowieso graag, net zoals duiven trouwens (al is het bij deze laatsten niet duidelijk of ze ook echt kunnen zwemmen).
Waar bomen zijn, leven roodborstjes. Liefst verblijven de tuinvogels in (stekelige) struikgewassen of een goede laag kruiden, want dan kunnen ze zich goed verschuilen. Ze maken hun nest namelijk op de grond of net erboven, bijvoorbeeld in een boomstronk, een heg, tussen klimplanten of tussen de wortels van een boom.
Veel vogels verstoppen zich daarom 's nachts. Merels kruipen weg in de struiken, spechten zoeken holletjes op en ransuilen (nachtvogels) rusten met hun schutkleuren op een boomtak.
Het is nog vroeg in het seizoen en de echte winter is nog niet begonnen, maar het lijkt erop dat twee factoren de opvallende afwezigheid van tuinvogels op dit moment kunnen verklaren: het grote noten- en zadenaanbod en een slecht broedseizoen.
Geen (oud) brood!
In brood zit zout en dat zout is niet goed voor vogels. Soms zit op het brood boter/margarine. Daar krijgen watervogels diarree van en de olie die in het brood zit komt in het verenkleed te zitten. Brood dat blijft liggen gaat bovendien schimmelen en trekt dieren zoals ratten aan.
Jazeker, dat kan, maar doe het met mate. Brood is vrij zout en te veel zout is niet goed voor de vogels. Het leuke aan brood of broodkruimels is dat heel veel vogels dit een lekker kostje vinden. Voor een gemêleerd gevederd gezelschap is succes hiermee dus gegarandeerd.
Havermout: havermout kan je zowel als strooivoer op de grond gebruiken als op de voedertafel. Zaadeters zoals mussen, mezen, vinken, groenlingen en roodborstjes houden hiervan. Meelwormen en insecten: bevatten veel proteïnen en zijn bijzonder voedzaam voor vogels.