De correcte vervoeging is je/jij vindt.Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind).Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
We schrijven ervan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. Na ervan kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen.
In de bijlage, met het lidwoord de erbij, is standaardtaal in het hele taalgebied. Met in de bijlage kunt u naar de inhoud van de bijlage of een onderdeel ervan verwijzen.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Waarom is het vind je, maar vindt u? Als je/jij achter de persoonsvorm staat, komt er geen t achter de stam. Deze bijzonderheid van jij/je komt voort uit de ontstaansgeschiedenis van dit woord. Jij/je is ontstaan uit g(h)i.
Beide kunnen worden gebruikt bij het bespreken van iets of iemand die op een bepaald moment in je opkomt, hoewel "of" een sneller "flash memory" gevoel heeft, en "think about" een gevoel van langere overpeinzing . Bijvoorbeeld: "This song always makes me think of my dad," of "This song always makes me think about my dad."
De correcte vervoegingen zijn u vindt en vindt u.
U vindt de weg wel. Vindt u dat een goed boek?
De juiste schrijfwijze is in nagenoeg alle gevallen stam + t. In het geval van gebiedende wijs is Vind u correct.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
17 antwoorden
Uw antwoord, antwoord is hier namelijk een zelfstandig naamwoord en dan is het nooit met een t er achter. Wanneer het een werkwoord is, is het in de hij-vorm wel antwoordt.
Hier zijn enkele voorbeelden: "Wat vind je ervan om een kopje thee met mij te drinken?""Wat vind je ervan om volgende week over te werken?""Wat vind je ervan om in de rij te staan voor kaartjes?"
De juiste schrijfwijze is: ervan uitgaan, ik ga ervan uit. De regel is: schrijf voorzetsels (zoals van en uit) aan een voorafgaand of volgend woord vast als het voorzetsel niet hoort bij een ander woord.
De stam is krab. De laatste letter is b. Deze letter staat niet in 't kofschip. Daarom schrijf je krabde.
Dt-fouten voorkomen met de smurfenregel
Een bekend ezelsbruggetje voor werkwoordspelling in de onvoltooid tegenwoordige tijd is de 'smurfenregel'. Het is eigenlijk heel simpel: vervang een werkwoord in de tegenwoordige tijd door een vorm van 'smurfen' en je hoort meteen of er een -t achter moet.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz. Bij werkwoorden waarvan de stam op een z eindigt, verschijnt in de verleden tijd een d: verhuisde.
Wat is juist: ik word of ik wordt, en word ik of wordt ik? Ik word en word ik zijn allebei zonder t. Als je de ik-vorm van een werkwoord vormt in de tegenwoordige tijd, voeg je geen t toe aan de stam. Het maakt niet uit of het onderwerp ik vóór of achter het werkwoord (de persoonsvorm) staat.
De stam vind je in de meeste gevallen door van het hele werkwoord -en af te halen. De stam is niet altijd gelijk aan de ik-vorm. Wat je na het weghalen van -en overhoudt, is de stam. De stam van worden is word, de stam van houden is houd, die van draaien is draai, enz.
'Voor hetzelfde geld regent het morgen. ' In dit soort zinnen is geld zonder -t: het is geen vorm van het werkwoord gelden, maar het (figuurlijk gebruikte) zelfstandig naamwoord geld. In bijvoorbeeld 'Voor andere dagen geldt hetzelfde' is geldt wél een werkwoordsvorm; dan komt er dus een -t achter.