Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Complicaties/Bijwerkingen
Na het spuiten kan een blauwe plek ontstaan. Deze verdwijnt na enkele dagen. Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn.
Voor een intramusculaire injectie geldt dat er maximaal vijftien millimeter vloeistof mag worden ingespoten.
Let op: na het injecteren niet over de injectie plaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren!
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Plaats van injecteren kan zijn: de bil, bovenste buitenste bilkwadrant; het been, middelste derde gedeelte van het bovenbeen aan de buitenzijde; de arm, bovenste derde gedeelte van de bovenarm aan de buitenzijde.
Gebruik voor intramusculaire injecties een iets dikkere en langere naald, bijvoorbeeld 0,8 x 25- 38 mm-naalden voor volwassenen. Voor kinderen wordt 16 mm aanbevolen. De lengte van de naald wordt ook bepaald door de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag (vetlaag)1.
Voor intramusculaire injecties wordt een iets dikkere en langere naald gebruikt. Bijvoorbeeld de 0,8 x 25mm of de 0,8 x 40mm (groene naald) voor volwassenen en de 0,8 x 16mm (groene naald) voor kinderen. De lengte van de naald wordt ook bepaald door de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag.
Dit is een reactie van de bloedvaten op de gegeven vaccinatie. Soms wordt bij het vaccineren een klein bloedvat geraakt. Dit kan voor een bloeduitstorting zorgen. Ook kan de huid rond de injectieplaats wit worden.
Bij een onkundige injectietechniek kan de injectievloeistof te diep of juist niet diep genoeg geïnjecteerd worden. Dat kan leiden tot weefselschade of onbedoelde subcutane of intramusculaire injecties.
Thorax, subclaviculaire regio links of rechts van het borstbeen in het gebied tussen sleutelbeen en borst of lager dan de borst (bij ernstig vermagerde patiënten, de naald niet te diep evenwijdig aan de tussenribspieren steken, zodat er geen long aangeprikt kan worden).
Bepaalde medicatie kan spontane bloeduitstortingen veroorzaken. Behandeling van een bloeduitstorting is vaak niet nodig. Bij een bloeduitstorting in de schedel is het wel belangrijk om contact met je huisarts op te nemen.
De opname van insuline verschilt echter vanuit arm, bil, bovenbeen of buik. Injectie in de bovenarm wordt afgeraden omdat de kans op intramusculaire in plaats van subcutane toediening daarbij groter is. Opname vanuit de buik gaat sneller dan vanuit de bil en het bovenbeen.
U heeft van uw arts injecties (Fraxiparine/ Fraxodi) voorgeschreven gekregen. De injecties worden subcutaan toegediend, dat wil zeggen in het onderhuidse weefsel. Het medicijn wordt vanuit dit weefsel in het bloed opgenomen. Deze injecties kunt u zelf toedienen in het bovenbeen of in de buikwand.
Insuline kan beter niet worden gespoten in moedervlekken in verband met risico op 'activeren'. Ook kan beter niet in verlamde ledematen worden gespoten, aangezien de doorbloeding daar doorgaans minder goed is. Bij het toedienen van insuline is het van groot belang om de plaats van injectie per keer te wisselen.
De persoon die de injectie ontvangt doet er goed aan de spier te ontspannen. Bij een ontspannen spier voel je niet meer dan een klein prikje. De opnamesnelheid gaat het snelst via de armspier. Via het dijbeen gaat de opname in het bloed iets trager en via de bilspier gaat de opname het langzaamst.
Een vleugelnaald wordt gebruikt voor subcutane toepassing of kortdurende intraveneuze toediening in een perifeer bloedvat. Deze vleugelnaalden hebben een actief veiligheidsmechanisme. Bij het verwijderen van de naald moet het mechanisme worden ingedrukt, vervolgens verdwijnt de naald in de huls.
Blijf met uw ene hand de huidplooi vasthouden. Trek met de hand waarmee u spuit de zuiger iets omhoog om te controleren of u geen bloedvat heeft geraakt. Als er bloed in de vloeistof terechtkomt, heeft u een bloedvat geraakt. Druk met een tissue enkele seconden op de injectieplaats en plak zo nodig een pleister.
Het bekendste anabole steroïd is testosteron. Dat wordt, net als sommige andere anabole steroïden, door het lichaam zelf aangemaakt. Steroïden kunnen ook aangewend worden onder de vorm van gels, injecties of tabletten, en zitten in sommige voedingssupplementen die vooral bij krachttraining worden gebruikt.
De fabrikant vult de spuiten met precies de goede hoeveelheid. U moet de inhoud in zijn geheel toedienen. Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
Injectie in de armen gebeurt bij voorkeur in het bovenste zijdelingse deel van de armen. Het onderhuids vetweefsel is hier bij de meeste patiënten voldoende om een subcutane injectie te geven. De injectie wordt bij voorkeur gegeven aan de zijkant en enigzins aan de achterkant van de arm.
- zo langzaam mogelijk inspuiten ! - injecteren in bovenbeen en bil: buitenste, bovenste kwadrant. Zie ook plaatjes! - niet wrijven na injectie: vergroot kans op blauwe plekken en beursheid, vergroot kans op lokale overgevoeligheid.