Molshopen zijn hopen zand bij de uitgangen van zijn ondergrondse gangenstelsel of omhoog gewerkte grond bij ondiep liggende gangen. Door een situatieschets te maken van de plaatsen waar zich hopen en gangen bevinden, kunnen de territoria van mollen worden gevolgd en opgemeten.
Mollen doorlopen vaak op gezette tijdstippen en met tussenpozen van gemiddeld 5 uur door hun gangen op zoek naar voedsel. De momenten waarop hij actief is, is vroeg in de ochtend, rond het middaguur en aan het begin van de avond.
Zijn reuk- en tastzintuigen zijn dusdanig ontwikkeld dat hij ondergronds goed uit de voeten kan. Hierdoor kan een mol met 7 km/u ondergronds graven en per uur graven ze gangen tot en met 15 meter lang.
Verplaatsen doet de mol zich dankzij tot graafhanden omgevormde voorpoten, waarmee hij zich met 12 tot 15 meter per uur door de bodem weet te graven.
Mollen zijn in principe niet gevaarlijk, maar kunnen met hun scherpe tanden flink bijten. Omdat mollen geen schone dieren zijn kan hun beet nare infecties veroorzaken. Gelukkig zijn er ongediertebestrijders die zich gespecialiseerd hebben in het opsporen en bestrijden van mollen.
Mollen zijn het hele jaar actief. Ze graven de hele dag om naar voedsel te zoeken. Hun menu bestaat uit allerlei insecten, maar vooral regenwormen zijn favoriet.
Onder de grond heeft de mol geen natuurlijke vijanden, alleen zijn eigen soortgenoten. Boven de grond wordt de mol bejaagd door onder andere uil, buizerd, blauwe reiger, ooievaar, wezel, hermelijn en vos. Andere doodsoorzaken zijn honger door droogte en verdrinking door overstromingen.
Wil je knoflook gebruiken of toch liever een mollenklem? Dan moet je weten waar de hoofdgang van de mol ligt. Graaf de molshoop voorzichtig een beetje uit.Zo kun je voelen welke kant de hoofdgang precies opgaat.
Onder de grond loopt de mol al even snel voorruit als achteruit. Men vindt de mol in elke soort grond, met uitzondering van al te vochtig en rotsachtig terrein. De mol houdt in tegenstelling tot de meeste insectivoren géén winterslaap. Wel gaat hij dieper de grond in.
Mollen houden de grond in je tuin gezond. Het omwoelen van grond is goed voor afwatering. Het bijna blinde beestje helpt je ook om plagen in toom te houden: een mol smult van insecten, zoals emelten en aardrupsen.
Mollen hebben een uiterst sterk gehoor om hun prooien te kunnen vangen (zelfs de trillingen van regenwormen kunnen ze waarnemen!), bijgevolg hebben ze een hekel aan overvloedige trillingen en veel lawaai. Er zijn apparaten verkrijgbaar die op een batterij of op een zonnepaneeltje werken en trillingen produceren.
Mollen kun je effectief vangen met een mollenklem. Dit zijn metalen klemmen met een sterke veer. Het is zeker geen diervriendelijke wijze van vangen want de mol zal het niet overleven maar eenmaal gevangen ben je wel van het probleem af.
Een andere manier waarop je kunt zien of je last hebt van een mol is door de aanwezigheid van molshopen. Deze hopen bestaan uit aarde en gras en worden achtergelaten wanneer een mol zijn gangetje graaft. Wanneer je deze hopen in je tuin ziet, is het een teken dat je last hebt van een mol!
Geuren waar mollen een hekel aan hebben.
Er zijn heel wat verschillende geuren waar mollen een hekel aan hebben, knoflook is hier een goed voorbeeld van. Een goede manier om mollen te verjagen is dan ook om ui- en knoflooksnippers in de gangen te strooien. Ook een doek gedrenkt in ammonia of petroleum werkt.
Zodra de mollen uit uw tuin zijn verdreven, is het tijd om de molshopen te verwijderen. Dit doet u door de molshopen en gangen te vullen met aarde.Vervolgens dient u dit goed aan te stampen met bijvoorbeeld de achterkant van een schop.
Om te overleven moet een volwassen mol dagelijks minstens 50 gram eten, bijna de helft van zijn eigen lichaamsgewicht. Wormen zijn rijk aan eiwitten en bevatten ongeveer 80% water, waardoor een mol nauwelijks hoeft te drinken.
Molshopen verstoren je gazon en met hun gangen kunnen ze zelfs planten omwoelen en zorgen voor verzakkingen in de bestrating. Om het probleem effectief aan te pakken, leggen we je eerst uit waarom er mollen in de tuin leven en geven we je vervolgens een aantal manieren voor het verjagen van mollen.
Het plan: je maakt reepjes van oude stof, bijvoorbeeld katoen. Week de reepjes in azijn en leg ze dan in een mollengang. De mol zit niet te wachten op sterke geuren. Als deze theorie klopt, dan kom je dankzij de azijn wel van het beestje of de beestjes af.
De nestgrootte van een mol ligt tussen de 4 a 5 jonge molletjes. Vrouwtjes mollen hebben 1x per jaar een nestje en heel soms 2x per jaar. In de draagtijd van de jonge molletjes leven het mannetje en vrouwtje samen met elkaar. Jonge molletjes worden zonder vacht en blind geboren.
Ze zijn steeds afwisselend 3 à 4 uur wakker en gaan dan een paar uur rusten. Ook als ze wakker zijn, blijven ze bij voorkeur onder de grond. Daar graven ze hun tunnels en zoeken hun voedsel. Mollen eten per dag zo'n 50 gram voedsel.
De mol leeft onder de grond, dit in tegenstelling tot andere zoogdieren. Het dier graaft gangen tot soms wel 200 meter lang.
Mollen kunnen overigens prima zwemmen, maar ademen onder water is ook voor dit zoogdier een brug te ver. Om af te sluiten nog een goed woordje over de mol: niet alleen zorgt hij voor een goede drainage van je tuin, hij eet ook schadelijke insectenlarven op en produceert duurzame potgrond.
De mol kan in een dag gangen van wel 20 meter lang graven
Dankzij al deze kenmerken, heeft een mol een levensverwachting van meer dan 10 jaar. In de natuur leeft de mol echter niet langer dan 4 jaar. Dit is voornamelijk te wijten aan de vroegtijdige slijtage van zijn tanden, waardoor hij niet kan eten.
Dit zoeken naar een nieuw territorium gebeurt meestal bovengronds. Mollen zijn geslachtsrijp na 11 maanden. De mol wordt normaliter ongeveer 3 jaar oud, maar kan de 7 jaar halen.
Een mol is niet blind maar ziet slecht. Het belangrijkste zintuig is de spitse roze snuit die gevoelige snorharen en tastzenuwen bevat. Mollen leven hoofdzakelijk van regenwormen en andere ondergronds levende insecten zoals engerlingen en ritnaalden (larven van respectievelijk Meikevers en kniptorren).