Meijer of Meyer is een van oorsprong Nederlandse achternaam. De naam komt van het beroep meier, dat huurder, rentmeester, opzichter of hofmeester betekent, etymologisch vergelijkbaar met het Engelse Mayor. Meijers, De Meijer, enzovoorts.
Een meier was in het guldentijdperk een bankbiljet ter waarde van 100 gulden (ongeveer 45 euro).
Het Geeltje
Deze term werd oorspronkelijk gebruikt voor een gouden munt met een variabele waarde, maar toen in 1861 een geel bankbiljet van 25 gulden werd ingevoerd, sprak men in de volksmond van 'een geeltje'.
Met een Meijer bedoelt men 100 Euro en het stamt af van het Hebreeuwse woord mei'oh.
'Roodje' en 'geeltje'
Een 1000-guldenbiljet uit dezelfde serie had een rode achterkant en het 25-guldenbiljet een gele. Daar komen de uitdrukkingen 'een rooie rug' of 'een roodje' voor 1000 gulden en 'een geeltje' voor 25 gulden vandaan. Overigens was 200 gulden begin vorige eeuw een vermogen.
In het Nederlandse decimale muntstelsel, gebaseerd op de gulden, is er tweemaal een muntcoupure geweest die de waarde van vijf gulden droeg. Beide munten werden vijfje genoemd, een naam die ook in gebruik was en is voor bankbiljetten van vijf gulden en vijf euro.
Ook de bijnaam rooie of rooie rug (en vandaar, enigszins vulgair, alleen rug) voor een biljet van duizend gulden vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen deze biljetten een rode achterzijde hadden.
Ouleh wordt als antwoord gegeven aan iemand die een wens, een plan of een verwachting heeft uitgedrukt, en dan aanduidende dat hij zich met ijdele hoop vleit, in de zin van och kom / 't mocht wat! Maar het betekent ook gewoon 'zij' in het Arabisch.
Tegenwoordig ook, maar niet frequent, gebruikt voor 100 euro. In de volkstaal wordt ook 'een bankje' of een snip (naar de afbeelding op het 100-guldenbiljet) gebruikt voor ditzelfde bedrag.
Een dubbeltje werd in het Bargoens ook wel beisje genoemd. De term komt uit het Nederlands-Jiddisch, waarin beis verwijst naar de waarde van twee stuivers. In informele taal wordt ook wel gesproken van een duppie. De eerste dubbeltjes van het Koninkrijk der Nederlanden werden geslagen in 1818.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Vijftig gulden stond bekend als 'Zonnebloem', de honderd gulden ging door als 'meier' of 'snip'. De minder vaak voorkomende 250 gulden kende men als 'Vuurtoren'. De bijnaam 'rooie','rug' of 'rooie rug' voor een duizend gulden biljet vindt zijn herkomst twee eeuwen geleden, toen de briefjes een rode achterkant hadden.
In de periode 1861-1909 was er een geelkleurig bankbiljet van 25 gulden dat in de volksmond ook 'geeltje' werd genoemd. Deze benaming voor 25 gulden bleef na 1909 nog lang in gebruik, alhoewel er geen uiterlijk verband meer met het briefje was en er in 1982 zelfs een ander geelkleurig biljet in omloop kwam (50 gulden).
Maar het meest vallen toch wel de Marokkaanse woorden op: izjen 'een' en meh 'woordje aan het einde van een vraagzin' uit het Tarifiyt Berber (Tamazight); bhel 'als, alsof', wehed/wahed 'een' en nog meer woorden uit het Marokkaans Arabisch.
soggy 1doorweekt2drassig3klef (van brood e.d.)
MiFID II kent een nieuwe categorie handelsplatform: de Organised Trading Facility (OTF). De OTF is een georganiseerde handelsfaciliteit voor obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten.
De betekenis van "Fissa" is gewoon feest. Het is straattaal en wordt door veel jongeren gebruikt. De meest voorkomende zin is: mensen denken fissa ofzo... of kom fiss.
ᐅ Madre - Straattaal verklaard | Straatwoordenboek.nl.
Ook werd de naam daalder-dubbeltje gebruikt, een term met dezelfde oorsprong als de Engelse naam penny-farthing. De twee verschillende wielen werden als het ware vergeleken: een grote munt, de penny of de daalder, en een veel kleinere munt, de farthing of het dubbeltje.
Tijdens de campagne '5 piek voor je verfkliek', die loopt van 23 mei tot en met 26 juni, kunnen consumenten bij Hubo oude verfverpakkingen inleveren en krijgen daar een kortingsvoucher van 5 euro voor terug. De voucher kan worden ingeleverd bij aankoop van nieuwe verf ter waarde van minimaal 20 euro.
geeltje bankbiljet van 25 gulden. In deze betekenis in 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Men zei ook wel geel flepje, geel velletje, gele brief, gele flap, gele prent, gele rijder en gele vlam. Naar de oorspronkelijke kleur van dit bankbiljet.