Rond 5000 v.C. kwamen de eerste boeren wonen in het gebied dat we nu Nederland noemen. Zij bouwden dorpen op de vruchtbare grond van Zuid-Limburg. Langzaam verspreidde de landbouw zich over de rest van het land. Rond 3500 v.C. woonden er ook boeren in Drenthe.
De allereerste boeren ter wereld kwamen uit de regio rond het huidige Irak. Zo'n tienduizend jaar geleden begonnen daar ze wilde gewassen te domesticeren. De boeren verspreidden zich en gaven ook hun kunsten door aan anderen. Zo kwamen er langzaam maar zeker veredelde gewassen, vee en aardewerk mee naar onze streken.
De eerste boeren van Nederland vestigden zich in de vruchtbare regio tussen het huidige Maastricht en Sittard.
De eerste boeren in Nederland gaan in het zuiden van Limburg wonen. Hier gaan zij op de hooggelegen lössgronden wonen. Lössgronden bestaan uit zeer kleine delen leem, hierdoor zijn ze zeer vruchtbaar en goed te bewerken.
De boeren woonden op een vaste plek, in huizen gemaakt van stro, leem, takken en boomstammen. De bomen werden omgehakt met grote bijlen, een nieuwe uitvinding van de boeren. Zo kwam er ruimte voor de akkers. Op de akkers lieten de boeren graan groeien.
7500 jaar geleden trokken er in ons land alleen nog jagers/verzamelaars rond. Maar vanuit midden Europa trekken dan de eerste boeren Limburg binnen. Het zijn de bandkeramiekers.
Boeren (ructus of opboeren) is het 'ontluchten' van de maag via de slokdarm en mond. We slikken (ongemerkt) de hele dag door lucht in. Dit gebeurt tijdens het eten, drinken of praten. Er ontstaat een opstapeling van lucht in de maag, wat leidt tot het uitzetten van de maag.
Deze revolutie begon al zo'n 14.000 jaar geleden in het Midden-Oosten, maar rond 5250 voor Christus ontdekten deze oerboeren de vruchtbare Maasvallei tussen Maastricht en Sittard. Ze bouwden hier boerderijen, hielden vee en legden akkers aan. Archeologen noemen deze eerste boeren de Bandkeramiekers.
Het voedsel dat de boeren aten was doorgaans eenzijdig: graan en peulvruchten, samen met melk en eieren. Er werd wel eens vlees gegeten, maar eigenlijk gebeurde dat alleen in de slachtmaand. In die maand werd een aantal dieren geslacht en opgegeten. Wat over was van het vlees (en ook vis) werd gepekeld.
De ontdekking van de landbouw
Er waren bijvoorbeeld graanplanten die steeds weer terugkwamen. Door bij die graanveldjes te gaan wonen, konden ze het graan goed verzorgen en er ieder jaar weer van oogsten. Ze ontdekten dat ze ook zelf graan konden zaaien. Dat was een belangrijke ontdekking.
De boeren uit Anatolië brachten bijna negenduizend jaar geleden de landbouw naar Europa. Een paar duizend jaar later werd het grootste deel van het continent gedomineerd door akkerbouwers en veehouders.
In de prehistorie leefden de mensen in tentenkampen van een aantal tenten bij elkaar of in grotten. Zij waren verzamelaars en jagers. Zo'n driekwart van het voedsel werd verzameld (bessen, noten, zaden, knollen), een kwart was afkomstig van de jacht. Dit deden ze voor het vlees en de huid.
"In 2020 kwam het 'inkomen uit bedrijf' gemiddeld uit op 78 duizend euro. Hier werd door het boerenhuishouden dat jaar zo'n drieduizend uur voor gewerkt. Per bedrijf bedroegen de 'opbrengsten uit toeslagen en subsidies zo'n 19 duizend euro'. Dus: een kwart van het inkomen van boerenhuishoudens bestaat uit subsidie."
Dat wil zeggen dat ze aan hun eten kwamen door te jagen op dieren en door het verzamelen van eten in de omgeving. Deze mensen leefden als nomaden, ze hadden geen vaste woonplaats. Ze trokken iedere keer rond, iedere keer als er geen of weinig eten in de omgeving meer was trokken ze weer verder naar de volgende plek.
De eerste boerderijen
Toen de laatste ijstijd afliep leerden de mens hoe ze voedsel konden verbouwen. Nu hoefden de mensen niet meer rond te reien maar konden ze zich op één plek vestigen. Landbouw veranderde alles. Er werden vaste huizen gebouwd en voorwerpen werden steeds belangrijke.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
De allervroegste voorouders van de mens aten waarschijnlijk alleen planten. Net als de planteneters die er vandaag de dag rondlopen hadden ze grote, brede kaken.
Uit grootschalig (archeologisch) skeletonderzoek van de Universiteit van Cambridge, blijkt dat gezondheid van de mensen in West-Europa - en dus ook Nederland en Utrecht - door de tijd heen fluctueert. Zo waren mensen tussen het jaar 800 en 1000 veel gezonder dan omstreeks 1800.
Het aantal boeren dat volgens de CBS-cijfers actief is, ligt op ruim 106.000. "Dat zijn de gezinsmedewerkers op de boerderij, de echte boeren en boerinnen." In totaal zijn er bijna 180.000 mensen werkzaam op de boerenbedrijven, exclusief seizoensarbeiders. Dat zijn er 100.000 minder dan aan het begin van deze eeuw.
“De landbouw ontstond voor het eerst in het Midden-Oosten. Eerst verzamelden jager-verzamelaars daar graankorrels in het wild. Op een bepaald moment ontdekten ze dat ze het graan zelf konden laten groeien door een deel van de geplukte graankorrels weer in de grond te stoppen. Hiermee begon rond 10000 v.C. de akkerbouw.
Een boer of boerin is iemand die leeft van de landbouw of veeteelt. Een boer die zich alleen maar bezighoudt met veeteelt is een veehouder; een akkerbouwer of agrariër is een boer die zich uitsluitend bezighoudt met het verbouwen van gewassen, maar een tuinder of kweker wordt in de regel geen boer genoemd.
Het aantal land- en tuinbouwbedrijven is volgens de landbouwtelling in 2022 met ruim 1.100 afgenomen tot iets onder de 51.000, een daling met 2,2% (zie tabel).
Supragastrisch boeren (bovenmaags boeren)
Dit kan bijvoorbeeld door een verkeerd ademgedrag ontstaan. De lucht bereikt uw maag niet. Het boeren treedt vaak zeer frequent op, tot wel 20 keer per minuut.