Zwemmen kunnen pantoffeldiertjes goed en snel. Met de trilharen slaan ze zich door het water. Die haren staan in regelmatige rijen schuin over het lichaam. In een regelmatige cadans worden ze bewogen om vooruit en achteruit te komen.
Leefwijze. Pantoffeldiertjes zijn bacterivoor: ze voeden zich met van afgestorven plantenresten levende bacteriën. Het milieu waar de pantoffeldiertjes leven is zuurstofarm tot praktisch zuurstofloos door het rottingsproces dat door de bacteriën veroorzaakt wordt.
Het pantoffeldiertje eet vooral bacteriën, die het door beweging van zijn trilhaartjes in de mondgroef naar binnen veegt. In de cel kapselt het diertje de bacteriën in voedselblaasjes in, waarna ze worden verteerd. Zelf is het pantoffeldiertje voedsel voor dierlijk plankton, kleine vissen en andere waterdiertjes.
Het voortplanten gaat bij pantoffeldiertjes meestal heel eenvoudig. Dit pantoffeldiertje krijgt in het midden een insnoering. Een paar minuten later zie je dat het diertje zich doormidden deelt. Er loopt een lijn midden over de cel,waar de cel zich in twee zal splitsen.
pantoffeldiertje kweken
Pantoffeldiertjes leven van dode resten van organismen. Pantoffel- diertjes zijn gemakkelijk te kweken door slootwater in een open bak met dode plantenresten of hooi gedurende enkele weken te bewaren bij een temperatuur van 20o. Pantoffeldiertjes vermenigvuldigen zich snel bij deze temperatuur.
Het water krioelt van deze kleine beestjes, die maar uit één cel bestaan. Ze hebben de vorm van een pantoffel. Daarom heten ze pantoffeldiertjes. Ze horen bij de eencellige dieren.
Amoeben zijn zeer kleine parasieten, die vooral in de tropen voorkomen (en zelden in Nederland). Ze kunnen in de darm terechtkomen via besmet water of voedsel. In de darm kunnen amoeben een infectie veroorzaken. Dit heet amoebiasis.
Amoebes zijn klein – zo'n 30 tot maximaal 800 µm (één µm is een duizendste van een millimeter). Dat is zo klein dat je ze met het blote oog niet kunt zien.
Met behulp van deze schijnvoetjes, pseudopodia, beweegt de amoebe zich voort en voedt zich. Hij sluit voedselpartikels in met zijn schijnvoetjes. Zo wordt een voedselvacuole gevormd. Deze versmelt vervolgens met een lysosoom waardoor het partikeltje verteerd wordt.
Eencellige organismen hebben geen organen waarmee ze ademhalen. Deze organen hebben ze ook niet nodig omdat ze voldoende zuurstof op kunnen nemen via het celmembraan. Grotere meercellige organismen hebben wel ademhalingsorganen nodig om voldoende zuurstof op te kunnen nemen.
De supergroep Amoebozoa bestaat uit eukaryote organismen die geen vaste vorm hebben, en ook voortdurend van vorm kunnen veranderen. Amoeben zijn eencellig, maar niet altijd klein. Sommige slijmzwammen, ook Amoebozoa, kunnen uitgroeien tot een blob van tientallen vierkante centimeters.
Microben zijn essentieel op aarde en in ons lichaam. Microalgen in de oceaan produceren de helft van alle zuurstof in onze atmosfeer. Schimmels en bacteriën zetten het organisch materiaal van dode dieren en planten om in nieuwe grondstoffen. En darmbacteriën helpen je voedsel te verteren.
Pantoffeldiertje: Celmembraan bevat trilhaartjes om voort te bewegen. Bevat celmond (instulping in cel) om voedsel op te nemen en voedingsvacuole te vormen. Celanus om onverteerde resten te verwijderen.
Als amoeben in de darm terechtkomen, kunnen ze er diarree veroorzaken. Deze kan licht zijn (losse stoelgang) of ernstig (bloederige diarree en hevige buikpijn). Verder kunnen buikpijn, krampen, milde koorts en hoofdpijn optreden.
Eigenschappen en Kenmerken van de Amoebe
Komen vooral in zoet en zout water water voor. Maar ook op vochtige bodems. Als parasiet in dieren en in de mens. Echter leeft gedurende enkele maanden in verschillende water stadia.
Parasieten zijn kleine 'beestjes' die alleen kunnen overleven op of in een 'gastheer', in dit geval de mens. Bij de mens komen insecten voor die als parasiet leven (hoofdluis, teken), wormen (bijvoorbeeld de lintworm) en ook eencelligen (bijvoorbeeld toxoplasmose of malaria).
De amoebe leeft voornamelijk in warm stilstaand water. Meren, sloten en plassen zijn bekende infectiebronnen. Nadat de amoebe via de neus binnendringt, valt hij het centrale zenuwstelsel aan. Hierdoor verliezen mensen in veel gevallen hun reukvermogen, één van de eerste symptomen van een infectie.
De bouw van eiwitten verloopt bij archaea hetzelfde als bij eukaryoten (meercelligen), terwijl dit proces bij bacteriën echt specifiek is voor de groep bacteriën alleen. De celwand van archaea zijn specifiek voor archaea wat dus ook een verschil is met bacteriën.
Het leven op aarde is ingedeeld in drie domeinen: Bacteria, Archaea en Eukarya. De eerste twee bestaan helemaal uit eencellige microben. Die geen van allen een celkern hebben. Het derde domein, Eukarya, is dat van organismen mét celkern.
Schimmels planten zich voort door middel van sporen. Dit zijn microscopische deeltjes die door de lucht vervoerd worden. Om tot nieuwe schimmels uit te groeien zijn voldoende vocht, een geschikte temperatuur en voedingsbodem (organisch, vaak houtachtig, cellulosehoudend materiaal) essentiële voorwaarden.
Een temperatuur tussen 10 °C en 40 °C. Onder het vriespunt delen ze zich niet meer, maar blijven ze wel in leven als in een soort winterslaap. Bij temperaturen hoger dan 75 °C, bijvoorbeeld tijdens het koken, gaan bacteriën dood. Voedingsstoffen als eiwitten en koolhydraten in de buurt.