De mol (Talpa europaea) is een zoogdier in de orde van de insecteneters en brengt de grootste tijd van zijn leven onder de grond door. Hij heeft grote tot graafhanden omgevormde voorpoten waar hij uitstekend mee kan graven. De mol heeft kleine, slecht ontwikkelde ogen, maar hij is niet blind.
De mol heeft een cilindrisch (langwerpig rond) gevormd lichaam met een dichte fluwelige donkergrijze tot zwarte vacht. De haren staan recht in zijn huid geplant, zodat de mol onder de grond zowel vooruit als achteruit kan bewegen. De vacht is vuil- en water afstotend, zodat hij niet nat en vies wordt.
Zintuigen. Mollen zijn niet blind, maar zien zeer slecht. De ogen zijn zo klein als speldenknopjes en de vachtharen voor de ogen belemmeren bovendien een goed zicht. In dezelfde vacht zitten ook zijn oren, die uitstekend ontwikkeld zijn.
Mollen graven gangen tot zo'n 120 centimeter diep, dit zijn de diepgelegen gangen. Deze gangen zijn ongeveer 5 centimeter breed. De mol graaft soms ook gangen die meer aan de oppervlakte liggen. De ondergrondse gangen zijn soms wel 200 meter lang.
Een mol kan in zijn gangenstelstel onder de grond gewoon ademhalen, omdat grond wel zuurstof doorlaat. De mol maakt in zijn gangen ook gaten, zodat daar ook zuurstof doorheen komt. De molshopen die je soms buiten ziet, zijn dus ook een oplossing voor de mol om adem te kunnen halen.
Stilzitten is er niet bij; een mol graaft zo'n 4 meter tunnel per uur. Ze eten wormen, emelten, engerlingen en andere insecten die in de bodem leven. Mollen zijn solistische dieren en behalve in het paarseizoen (van februari tot april) leven ze alleen.
De mol heeft kleine, slecht ontwikkelde ogen, maar hij is niet blind. Hij heeft een spitse, slurfvormige roze snuit met gevoelige snorharen en tastzenuwen en een klein staartje. Hij heeft geen uitwendige oren en ook zijn nek is niet te zien doordat die zo gespierd is.
Mollen hebben een uiterst sterk gehoor om hun prooien te kunnen vangen (zelfs de trillingen van regenwormen kunnen ze waarnemen!), bijgevolg hebben ze een hekel aan overvloedige trillingen en veel lawaai. Er zijn apparaten verkrijgbaar die op een batterij of op een zonnepaneeltje werken en trillingen produceren.
De molshoop spoelen met een tuinslang
Druk je tuinslang middenin de molshoop en vind met waterkracht de opening van de hoop. Vaak zit die in het centrum van de molshoop. Spoel net zo lang tot het water gemakkelijk in de grond wegzakt, dan heb je de opening gevonden.
Ultrasoon geluid tegen mollen gebruiken, is een eerste optie. Je kunt er in de winkel apparaten voor kopen. Werkt ultrasoon geluid niet, dan kun je ook een ijzeren paal in de grond slaan. Aan deze paal hang je een metalen plaatje, dat door de wind tegen de paal zal aantikken.
De leefruimte (burcht) ligt meestal onder de grootste molshoop. Graaf de molshoop voorzichtig een beetje open om te kunnn voelen welke kant de gang precies op loopt. De hoofdgang is niet alleen belangrijk om te weten bij het mollen vangen met een mollenklem. Ook de mollenval moet in een hoofdgang geplaats worden.
Mollen graven hele gangenstelsels onder de grond. Deze tunnels kan de mol gemakkelijk graven vanwege zijn kleine handjes met 5 lange vingers en een extra duimpje. De haren van een mol staan niet in één richting ingeplant, zo kan de mol zonder problemen voor- en achteruit in z'n tunnel.
Als er teveel grond achter hem ligt draait hij zich om en duwt die met zijn kop verder naar achteren De voorpootjes zijn korte, stevige schepjes. Deze animatie laat zien, hoe een mol zijn gangen graaft. Hier komt een gang. De uitgegraven grond moet naar boven.
Mollen bezoeken minder snel je tuin als je verschillende soorten planten en bomen plant in plaats van alleen gras. Boomwortels zijn mooie obstakels voor de mol. Je kunt mollen ook effectief uit je tuin weren door een mollennet verticaal in te graven tot een diepte van 70 cm.
De mol (Talpa europea) is een solitair levende insecteneter. Hij is in Nederland en België niet beschermd. Het is in de tuin eigenlijk een zeer nuttig dier, dat de larven van schadelijke insecten opruimt, en zorgt voor beluchting en drainage van de grond.
Mollen kun je effectief vangen met een mollenklem. Dit zijn metalen klemmen met een sterke veer. Het is zeker geen diervriendelijke wijze van vangen want de mol zal het niet overleven maar eenmaal gevangen ben je wel van het probleem af.
Mollen komen slechts zelden boven de grond, dus de kans dat u er een te zien zult krijgen is klein. Maar wees voorzichtig als u een levende mol vangt, want ze hebben heel scherpe tanden en zullen zeker proberen te bijten.
Het plan: je maakt reepjes van oude stof, bijvoorbeeld katoen. Week de reepjes in azijn en leg ze dan in een mollengang. De mol zit niet te wachten op sterke geuren. Als deze theorie klopt, dan kom je dankzij de azijn wel van het beestje of de beestjes af.
Een kleine tuin zal dus meestal maar plaats bieden aan één mol. Omdat die mol zijn eigen territorium heeft, is het verwijderen van je bodemgast vaak zinloos. Het enige wat je doet is een thuis aanbieden aan een nieuw exemplaar.
Kruisbladwolfsmelk wordt daarom ook wel eens mollenkruid genoemd. De wortels van deze plant geven een hele sterke geur af waar mollen een afkeer van hebben. Pas wel op met deze plant want, net zoals bijna alle wolfsmelksoorten, is het melksap van deze plant giftig. Ook keizerskroon is een goede plant tegen mollen.
Er zijn 2 soorten gangen : de vaste gangen en de jachtgangen. De doorsnede van een gang is 4 tot 5 cm. De vaste gangen bevinden zich tot op een diepte van 50 cm onder de grond. Deze aarde wordt naar boven gewerkt en er ontstaan “molshopen”.
Dieper graven van nieuwe gangen levert grond op die ze kwijt moeten. Wanneer het weer warmer wordt, kruipen de regenwormen weer richting aardoppervlak. De mol gaat er ook dan weer achteraan, graaft nieuwe gangen en werpt dus extra hopen op.
Mollen zijn in principe niet gevaarlijk, maar kunnen door hun graafgedrag wel behoorlijke schade aanrichten aan uw gazon, terras of stoep. Dit maakt dan ook hun bestrijding soms noodzakelijk.
Ze hebben echter nog te weinig kracht in hun graafpoten en te weinig ervaring om hun eigen gangen te graven. Er rest hen dan niets anders dan bovengronds op zoek te gaan naar onbewoonde tunnels. Vaak laten die bovengrondse junimollen zich zonder enig verweer oppakken. Een mol eet vooral regenwormen en insecten.