Als niet-onderwerpsvorm kunnen we zowel me als mij gebruiken. Het is aan te bevelen om zo veel mogelijk de gereduceerde vorm me te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm mij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk. De collega's hebben me (mij) uitgenodigd.
Het woordje 'me' is vooralsnog geen bezittelijk voornaamwoord. Het kan wel een persoonlijk of wederkerend voornaamwoord zijn: 'de leraar vroeg ME of ik ME verveeld had tijdens het maken van MIJN proefwerk'. Dat mooie woordje 'mijn' is het enige bezittelijk voornaamwoord dat aangeeft dat iets echt van mij is.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.
Me en mij zijn in veel gevallen uitwisselbaar (niet altijd, bijvoorbeeld in een zin als: "Je moet het boek aan mij geven en niet aan Johan"). Mij heeft meer accent. Ik denk dat als je de regel hanteert: "me, tenzij mij beter is", dat je dan aardig goed zit.
Antwoord. Beide mogelijkheden zijn correct: Hij heeft me overgehaald is standaardtaal in het hele taalgebied; Hij heeft me overhaald is standaardtaal in België.
De Mobiele Eenheid (ME) heeft als primaire taak verstoringen van de openbare orde te voorkomen of te bestrijden. Je ziet de ME vaak bij voetbalwedstrijden of demonstraties. Een politieagent is nooit alleen ME'er, hij of zij doet het naast het normale werk.
Het woordje 'me' is het stomste woord van het jaar. 'Me' in plaats van 'mijn' in een zin als 'me moeder vindt dat ik raar praat' kreeg 30 procent van de stemmen in een verkiezing van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Het is geen bezittelijk voornaamwoord, zegt een van de inzenders.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na zoals de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door in constructies van het type doen zoals de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Me is geen bezittelijk voornaamwoord
Dat moet zijn: mijn broer, mijn fiets, mijn taalfout.
Juist is: 'beter dan ik'. Het is een verkotring van: 'hij zingt beter dan ik zing'. Bij vergelijkingen met 'als' gebeurt hetzelfde: hij zingt net zo goed als ik (zing).
Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt. Tegenwoordig kom je in teksten steeds vaker de informele vorm je kan tegen.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en zullen: je kunt / je kan, je zult / je zal.
Jij is goed als er nadruk op ligt: 'Niet ik, maar jij zou het doen! ' Je is het minder nadrukkelijke alternatief: 'Het lukt wel, maar je mag altijd helpen. ' Je kan ook 'men', 'jou' of 'jouw' betekenen. Je en jij kunnen als onderwerpsvorm meestal door elkaar heen gebruikt worden.
Wederkerende voornaamwoorden zijn woorden zoals 'me' en 'zich' in zinnen als 'Ik was me' en 'hij verkleedt zich'.
Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze. De niet-onderwerpsvormen (ook wel voorwerpsvormen genoemd) zijn mij/me, jou/je, hem, haar, het, ons, jullie en hen/hun.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking. Bij ik en mij is die voorkeur het sterkst. Sara, Piet en ik doen niet mee aan de wedstrijd. Die cadeautjes zijn voor jou en mij.
In de spreektaal en ook wel in de informele schrijftaal (tweets, appjes), wordt me vaak gebruikt als bezittelijk voornaamwoord: me moeder. De gereduceerde vorm van mijn is echter m'n, niet me. Met m'n moeder is dus niets mis. Veel mensen vinden me moeder, me fiets, enz.
Wat is goed: 'Zij dansen beter dan ik of dan mij'? Eigenlijk moet je hier dan ik gebruiken, maar in de praktijk komt dan mij veel voor – zeker in spreektaal.
Me is niet goed, want me is geen bezittelijk maar een persoonlijk voornaamwoord, net als mij. Voor veel mensen zijn formuleringen als 'Me zusje kan goed zingen' en 'Ik ga dit weekend naar me vader' een grote taalergernis. Net zoals mij zusje niet goed is, is ook me zusje niet juist.
In gesproken taal wordt vaak als gebruikt in plaats van dan. Hoewel groter als door velen niet meer wordt afgekeurd, is groter dan nog steeds verzorgder, zeker in geschreven taal. Hij is ouder dan ik. Ze is veel energieker dan ik.
Voor de zelf-vorm van het wederkerend voornaamwoord van de eerste persoon enkelvoud kunnen we zowel de gereduceerde vorm mezelf als de volle vorm mijzelf gebruiken. Mezelf is de gewone vorm.Mijzelf legt extra klemtoon. Ik vrees dat ik dit aan mezelf (mijzelf) te danken heb.
de mammie zelfst. naamw. (v.) Verbuigingen: mammies , moeder Voorbeeld: `Ga maar naar je mammie` Bron: WikiWoordenboek.