Om de diagnose hartfalen te stellen, zijn een aantal onderzoeken nodig zoals bloedonderzoek, een hartfilmpje en een echo van het hart. Soms zijn daarnaast aanvullende onderzoeken nodig om meer te weten te komen over de oorzaak.
BNP en (NT pro)-BNP
Waarden die ook nagekeken worden in het bloed bij hartklachten zijn de BNP en NT pro-BNP. Deze stofjes komen vrij als de hartspier lang onder hoge druk staat. Een verhoogde waarde van deze stofjes in het bloed kan wijzen op hartfalen en is altijd een reden om aanvullend onderzoek te verrichten.
De echo (echocardiogram) van het hart bepaalt met zekerheid of je hartfalen hebt. De echo meet ook de knijpkracht(ejectiefractie) van het hart. De knijpkracht geeft aan hoeveel bloed er bij het samentrekken van het hart wordt uitgepompt. De cardioloog doet verder onderzoek om de oorzaak van het hartfalen te vinden.
Ejectiefractie meet hoe goed uw hart pompt. Dit helpt bij het diagnosticeren van het type hartfalen dat u heeft en stuurt uw behandeling. Als 40% of minder van het bloed in uw linkerventrikel in één hartslag wordt weggepompt, heeft u hartfalen met een verminderde ejectiefractie.
Met een bloedtest en een hartfilmpje kan de huisarts testen of klachten door hartfalen komen, aldus de stichting.
Klachten en symptomen bij hartfalen
De meest voorkomende klachten zijn: snel buiten adem zijn (bij inspanning of platliggen), moeheid en het vasthouden van vocht. Andere klachten zijn: minder zin in eten. minder goed kunnen inspannen.
Hartfalen is het gevolg van het feit dat uw hart niet genoeg bloed kan pompen om aan de behoeften van uw lichaam te voldoen. Uw hart kan op verschillende manieren 'falen'; en het type hartfalen dat u ervaart, kan van invloed zijn op het behandelplan. Typen hartfalen zijn onder andere systolisch, diastolisch, acuut, chronisch, rechtszijdig en linkszijdig hartfalen .
U kunt moeite hebben met ademhalen, een onregelmatige hartslag, gezwollen benen, uitstekende nekaderen en geluiden van vochtophoping in uw longen. Uw arts zal controleren op deze en andere tekenen van hartfalen. Een test genaamd een echocardiogram is vaak de beste test om uw hartfalen te diagnosticeren.
Patiënten met een hoge bloeddruk (> 160/90 mm Hg) hebben een twee keer zo grote kans op het ontwikkelen van hartfalen dan mensen met een normale bloeddruk (< 140/90 mm Hg).
Myoglobine stijgt in de eerste 30 minuten in de vroege periode na het begin van een acute gebeurtenis, vanwege de snelle kinetiek, en is dus een belangrijke biomarker voor vroege detectie en/of uitsluiting van hartschade. Het is verhoogd bij alle AMI-patiënten binnen 6-10 uur en piekt in het 12e uur.
Bij hartfalen schiet de pompfunctie van het hart tekort in zijn belangrijkste taak, het bloed rondpompen. Benauwdheid, vochtophoping en afname van de conditie zijn de meest voorkomende klachten. U merkt dit bij inspanning, maar bij ernstig hartfalen kunt u deze klachten ook in rust ervaren.
In het algemeen kunnen de volgende klachten worden ervaren: Koude handen en voeten. Dikke enkels (oedeem), u kan er 'een putje' in drukken. Vermoeidheid.
Een bloedanalyse kan zeker bepaalde zaken uitsluiten of bepaalde ziektes aantonen.Zo kunnen vb.lever-, schildklier- of nieraandoeningen in een vroeg stadium ontdekt worden. Op deze manier kan je veel nauwkeuriger maatregelen nemen en toch doorverwezen worden naar een arts indien nodig.
Labtests voor linkszijdig hartfalen gebruiken een bloedmonster . Ze detecteren tekenen van hartziekte en sluiten andere oorzaken van uw symptomen uit. Mogelijk hebt u nodig: BNP (biomarker) bloedtest om te controleren op hormonen die optreden bij drukveranderingen in het hart.
Bij patiënten met hartfalen kan het hart minder goed bloed rondpompen en hierdoor houden ze veel vocht vast. Doordat het vocht op verschillende plekken in het lichaam gaat zitten, bijvoorbeeld achter de longen, zijn patiënten erg benauwd. Door het plassen te stimuleren raken zij dat vocht kwijt.
Nationale richtlijnen voor HF en hypertensie bevelen aan dat de SBP-waarden bij patiënten met HFpEF in het algemeen onder controle moeten worden gehouden en bij patiënten met HF en aanhoudende hypertensie tot minder dan 130 mm Hg .
Klachten kransslagadervernauwing
Signalen zijn: een beklemmende, drukkende of benauwende pijn midden in de borst;uitstralende pijn naar de onderkaak, hals, schouderbladen, armen, rug of maagstreek;zweten en misselijkheid.
Bij mensen met hartfalen is de pompkracht van het hart verminderd, gevolg hiervan is een hogere druk in het hart. Hierdoor worden grotere hoeveelheden van het hormoon BNP en van het 'restproduct' NT-pro BNP in de bloedbaan uitgescheiden. Een verhoogde BNP-waarde kan daarom een indicatie zijn van hartfalen.
Controleer uw hartslag in rust
Een hartslag kan worden verkregen via een technisch apparaat zoals een pulsoximeter of smartwatch, maar het kan ook worden gedaan door simpelweg een slagader te palperen met uw vingers . Enkele van de beste locaties om een gepalpeerde pols te verkrijgen, zijn de halsslagader in de nek en de radiale slagader in de pols.
Als u hartfalen heeft, dan probeert uw hart het gebrek aan pompkracht te compenseren door sneller te slaan (tachycardie) om zodoende toch dezelfde hoeveelheid bloed rond te pompen door uw lichaam.
Bloedonderzoek is nuttig om na te gaan of u hartfalen heeft, maar ook om naar mogelijke oorzaken van hartfalen te zoeken. Hoge BNP-spiegels in uw bloed zijn in verband gebracht met hartfalen en de test is handig voor zowel diagnose- als beheerbeslissingen.
Hartfalen is meestal niet te genezen. U kunt zelf wel veel doen bij hartfalen. Het is vooral belangrijk dat u gezond leeft:Bent u te zwaar, probeer dan af te vallen.
Acuut versus chronisch hartfalen
Acuut hartfalen is elk hartfalen dat zich plotseling ontwikkelt, zoals na een hartaanval of met aritmie. Chronisch hartfalen ontwikkelt zich in de loop van de tijd door medische aandoeningen zoals langdurige hypertensie (hoge bloeddruk) of coronaire hartziekte.
Klasse III: klachten die al ontstaan bij beperkte lichamelijke inspanning, waardoor je vaak beperkt wordt in je dagelijkse activiteiten. Denk hierbij aan vermoeidheid en kortademigheid bij het lopen van een klein stukje of een trap opgaan. Zodra je rust neemt verdwijnen de klachten weer.