Als je gekrabd of gebeten wordt door een vleermuis, moet je de wond langdurig wassen onder stromend water. Daarna moet je zo snel mogelijk medische hulp zoeken. Je krijgt dan, afhankelijk van de wond, vaccinaties en/of antistoffen toegediend.
Via wondjes, maar ook via de slijmvliezen van de ogen of de mond, kan het virus het lichaam binnenkomen. Het virus kan vervolgens het zenuwstelsel binnendringen en via de zenuwbanen uiteindelijk in de hersenen komen. De ziekte is dan altijd dodelijk.
Vleermuizen bijten niet tenzij ze zich bedreigd voelen bijvoorbeeld wanneer mensen hem proberen op te pakken. Vleermuizen veroorzaken veel overlast. Deze dieren maken nauwelijks geluid en hebben een zeer droge ontlasting waardoor ze niet stinken.
In West-Europa is het enige gekende virus dat vleermuizen overdragen naar mensen het European Bat Lyssavirus, een virus dat de ziekte rabiës (hondsdolheid) kan veroorzaken. Deze ziekte isdodelijk, maar het risico op besmetting vanuit vleermuizen is erg laag (99% van de besmettingen komt via honden).
Besmetting met het rabiësvirus kan optreden na contact met een besmet dier. Met name het speeksel van een besmet dier is gevaarlijk. In Nederland komt besmetting van honden niet voor maar vleermuizen kunnen wel besmet zijn. Als u een zieke of dode vleermuis met blote handen aanraakt, is er een kans dat u besmet wordt.
Het kan gebeuren dat ze zo soms rakelings langs je heen scheren. Hun sonar heeft hen echter al lang laten weten dat jij geen smakelijk insect bent maar een groot, te mijden voorwerp. In je haren vliegen - en erin verstrikt raken - doen ze dus niet.
Als u ergens een levende of dode vleermuis ziet liggen, dan kan het zijn dat hij hondsdolheid heeft. Raak hem niet aan! Hondsdolheid is een ernstige ziekte bij dieren, en mensen kunnen het krijgen via dieren. Zonder behandeling met medicijnen is de ziekte dodelijk.
Zijn ze gevaarlijk? Over het algemeen zorgt een vleermuis niet voor overlast. In dat geval is het beestje voor mensen ook niet gevaarlijk. Vleermuizen richten zich dan uitsluitend tot het vangen van muggen en andere insecten.
Heb je een vleermuis in huis ontdekt? Dan kun je het beste het raam openzetten en het licht uitdoen. Het duurt in dat geval vaak niet lang voordat een vleermuis weer naar buiten vliegt. Een vleermuis in huis bestrijden is niet mogelijk, enkel een vleermuis verjagen door ramen open te zetten is toegestaan.
Bel een een vleermuizenopvang of vleermuisdeskundige bij u in de buurt. Hij of zij zal de vleermuis ophalen of instructies geven over wat met de vleermuis te doen. Ook dode vleermuizen kunnen nog belangrijk zijn voor onderzoek.
Bij een beet of een vermoeden van een beet door een vleermuis is het belangrijk om steeds een arts of dierenarts te raadplegen. Zo'n beet kan immers heel gevaarlijk zijn. Dit heeft echter niets met hun eventuele giftigheid te maken, wel met het feit dat vleermuizen kunnen besmet zijn met hondsdolheid.
Laatvliegers en meervleermuizen
Bij 2 soorten is vastgesteld dat ze met rabiës besmet kunnen zijn. Dat zijn de laatvlieger en de meervleermuis. Van de laatvlieger is de laatste jaren gemiddeld 15-20% van de voor onderzoek aangeboden exemplaren positief op EBLV getest.
Probeer dat te voorkomen door vleermuizen met handschoenen te pakken als dat nodig is. Een jonge of gewonde vleermuis kun je voorzichtig in een doosje vegen, zodat je ze niet hoeft aan te raken. Moet je ze wel oppakken, trek dan geen vuurvaste lashandschoenen of ovenwanten aan, want dan voel je de vleermuis niet.
We kunnen ons voorstellen dat zo'n rondvliegende vleermuis erg spannend is, maar er is geen reden tot paniek. De vleermuis zal echter niet tegen u aan vliegen. Ook vliegen vleermuizen niet in uw haren.
Rabiës is een infectieziekte die de hersenen aantast. Het virus wordt alleen overgedragen op mensen door dieren met rabiës. In Nederland komt rabiës zeer zelden voor en alleen bij bepaalde vleermuissoorten.
Vleermuizen in huis
Mens en dier kunnen vaak ongemerkt samenwonen; de dieren vestigen zich namelijk op voor de mens ontoegankelijke plekken, zoals de spouwmuur, onder de dakpannen, achter het dakbeschot of achter vensterluiken, in kieren tussen kozijnen en op vele andere plaatsen.
Stinkende uitwerpselen van vleermuizen
De stank van de uitwerpselen van vleermuizen wordt vaak vergeleken met de geur van rottend knoflook. Maar in combinatie met de urine van ratten, zal de ammoniaklucht van de urine overheersen.
Overdag slapen vleermuizen hangend op hun kop of weggekropen op plekken waar ze moeilijk te bereiken zijn voor hun vijanden (roofvogels, uilen, katten, marters). Ze zitten op warme, droge, donkere plekken. Bijvoorbeeld in een spouwmuur, onder dakpan- nen van een modern gebouw of in een boomholte.
Ligt de vleermuis op de grond, raak hem niet zomaar aan. De veiligste manier om de vleermuis op te pakken is door een bakje, doosje of bloempot over de vleermuis te leggen. Daarna een kartonnetje eronder schuiven en het geheel oppakken. Gebruik dan altijd stevige handschoenen.
Katten kunnen levende vleermuizen zelf vangen. Het hoeft niet zo te zijn dat het al een dood exemplaar was. Vaak vinden katten (dwerg)vleermuizen bij u in of nabij uw huis of bij een spouwmuur.
Vleermuizen mijden daglicht en jagen daarom 's nachts op insecten. Ze hebben daarbij weinig concurrentie van andere diersoorten, en de duisternis zorgt ervoor dat roofdieren hen niet zien. Tenminste, als kunstlicht het donker niet verstoort.
Vleermuizen poepjes zijn gemakkelijk te herkennen. Ze hebben ongeveer het formaat van muizenkeutels. Omdat vleermuizen veelal onder een dakbeschot of andere hoge plek kruipen blijven de uitwerpselen op de muur geplakt. Ook kunt u op het dak keutels vinden.
Om in het donker op insecten te kunnen jagen, maken vleermuizen slim gebruik van echolocatie: ze maken met hun stembanden korte piepjes en luisteren of deze terugkaatsen (echoën) van objecten en insecten in de ruimte om hen heen.
Vleermuizen zijn niet blind, zoals nogal eens wordt gedacht. Sterker nog, studies wijzen uit dat vleermuizen veelvuldig gebruik maken van hun gezichtsvermogen bij het uitvliegen, tijdens navigatie en oriëntatie en, in mindere mate, bij het foerageren.