De meeste epileptische aanvallen komen spontaan op. Sommige mensen voelen ze echter wel aankomen. Iemand krijgt dan een paar minuten van tevoren een kleine focale aanval, ook wel aura genoemd. Zo'n aura gaat samen met specifieke klachten, die per persoon verschillen.
Een grote aanval kan je vaak voelen aankomen. Je voelt dan iets raars in je maag, of je hebt lichtflitsen in je ogen. Daarna raak je bewusteloos. Het kan ook zijn dat je niets van tevoren voelt en meteen bewusteloos raakt.
Bij een epilepsieaanval beginnen hersencellen heel snel allerlei seintjes af te geven. Denk aan een groot kruispunt, waarbij alle stoplichten tegelijk op groen springen. Alle seintjes vliegen door elkaar heen, waardoor je hersenen niet meer normaal kunnen werken. Op dat moment is er een epileptische aanval.
Bij grote (tonisch-clonische) aanvallen is meer alertheid geboden, omdat daarbij het bewustzijn is verstoord en sterke spiertrekkingen kunnen optreden. Hierdoor kunnen mensen met epilepsie tijdens een aanval een gevaar voor zichzelf en/of de omgeving zijn. Probeer de aanval niet te stoppen, dat heeft geen zin.
De één is bewusteloos, valt en gaat schokken. De ander voelt vreemde tintelingen of hoort vreemde geluiden. Of iemand staart een korte periode voor zich uit en reageert niet. Epileptische aanvallen kunnen er dus heel verschillend uitzien.
Als je op een eeg niks ziet, wil dat nog niet zeggen dat je geen epilepsie hebt. Als je epilepsie hebt, heb je bij een eerste eeg maar ongeveer 50% kans om die epileptische fenomenen te vangen. Dan kun je nog eens het eeg herhalen, dat gebeurt ook vaak.
Een veelvoorkomend symptoom van conversiestoornis is PNEA (Psychogene Niet-Epileptische Aanvallen)* of spanningsaanvallen. Dit betekent dat je aanvallen hebt die erg lijken op epilepsie, maar ze gaan niet samen met epileptiforme activiteit in de hersenen.
Welk aanvullend onderzoek is mogelijk om epilepsie vast te stellen? Om de oorzaak van epilepsie te vinden is er na een EEG vaak extra onderzoek nodig. Bijvoorbeeld een CT- of MRI-hersenscan. Daarmee kunnen afwijkingen in de hersenen worden opgespoord die de epilepsie veroorzaken.
Epilepsie leidt niet bij iedereen tot gedragsproblemen, gedragsproblemen komen ook voor zonder epilepsie en gedragsproblemen bij epilepsie kunnen ook voorkomen bij mensen zonder een verstandelijke beperking. Tenslotte is er niet veel bekend over probleemgedrag voorafgaand aan, tijdens of na een aanval.
Slaaptekort verhoogt het risico van epilepsieaanvallen. Werkbelasting en stress te beperken. Stimulerende middelen zoals koffie, alcohol, drugs en lawaai te mijden.
Andere aandoeningen die op epilepsie lijken
Flauwvallen: je valt en raakt even buiten bewustzijn. Soms schokt het lichaam even of verlies je urine. Hartritmestoornissen: kunnen verschijnselen geven die lijken op epileptische aanvallen. De arts laat meestal een hartfilmpje (ECG: Elektrocardiogram) maken van het hart.
Een aantal vormen van epilepsie is leeftijdsgebonden, wat inhoudt dat de aanvallen in een bepaalde leeftijdsperiode voorkomen en met het ouder worden kunnen verdwijnen.
ESES staat voor epilepsie met elektrische status epilepticus in slaap. Het is een soort kortsluiting in het brein, waardoor het herstel in de slaap niet goed gaat.
Spanningen/emoties/stress. Slaaptekort. Hormonale veranderingen, bijvoorbeeld tijdens de menstruatie, overgang of puberteit. Lichtflitsen (bij 3-5% van de mensen met epilepsie)
Een aura is een kleine (focale) aanval vlak voor de grote aanval. Dan ben je nog bij bewustzijn, maar krijg je bijvoorbeeld een opstijgend gevoel vanuit je maag. Of ervaar, ruik of proef je iets vreemds. Op zo'n moment kun je een rustige of veilige plek opzoeken.
Een gewone aanval duurt doorgaans maximaal 4 minuten en gaat vanzelf over. Duurt de aanval langer dan 5 minuten, dan noemt men dit een langdurige epileptische aanval. Een status epilepticus is een aanval die langer dan 10 minuten aanhoudt. Het herstel na een gewone epileptische aanval is meestal volledig.
Het heeft met suiker in je hersenen te maken, dat dat niet helemaal goed gaat en dat je daar epilepsie van kunt krijgen of aanvallen. Het probleem zit in de suiker, die komt niet in je hersenen.
Als je jarenlang veel aanvallen hebt, kan het geheugen minder goed gaan werken. Dat risico is groter bij mensen met epilepsie die aanvallen hebben door een hersenbeschadiging. De kans op geheugenstoornissen is groter als de aanvallen ontstaan vanuit de temporaalkwab ook wel slaapkwab genoemd.
Heeft u al een rijbewijs en heeft u een epileptische aanval gehad? Dan moet u 6 maanden aanvalsvrij zijn voordat u weer mag rijden. Heeft u twee of meer epileptische aanvallen gehad, dan moet u 12 maanden aanvalsvrij zijn voordat u weer mag rijden. Na die periode vult u een Gezondheidsverklaring in bij het CBR.
Epilepsie is over het algemeen gesproken geen levensbedreigende ziekte al zijn er wel uitzonderingen op deze regel. Het meest gekende voorbeeld van uitzonderlijke gevallen is dat mensen met epilepsie tijdens een epileptische aanval zich levensgevaarlijk verwonden.
70% van de personen wordt aanvalsvrij door middel van medicatie en kunnen een normaal leven leiden mits een aantal richtlijnen. Bij de overige 30% wordt gesproken van niet gecontroleerde epilepsie (refractaire epilepsie). Hiervoor zal men een aantal andere behandelingen opstarten.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat mensen met actieve epilepsie vaker met depressieklachten kampen. Moeite met concentreren kan soms dagen aanhouden na een aanval. Dit heeft bij sommige mensen grote impact op het dagelijkse functioneren, werk en relaties.
Bijvoorbeeld als je in bad gaat of gaat zwemmen. Zorg dat er dan in ieder geval iemand in de buurt is. Vermijden van gevaarlijke situaties; zoals vissen aan de waterrand, hoog klimmen in een klimrek, alleen fietsen naar school. Alledaagse situaties kunnen gevaarlijk zijn voor kinderen met epilepsie.
Behandeling van een conversiestoornis
Bij de meeste mensen gaan de klachten over binnen een dag tot enkele maanden. Het komt niet vaak voor dat iemand langer klachten houdt. Met de huisarts of neuroloog bespreekt u hoe het gaat met uw herstel. U bespreekt hoe u en de mensen uit uw omgeving omgaan met de klachten.