Het bekendste stolproces is dat van vloeibaar water tot ijs: bevriezing. Zuiver water heeft een stolpunt van exact 0°C. Bij het bevriezen vermindert de dichtheid van water: water zet uit bij bevriezing.
Als een vloeistof in een vaste stof verandert, dan noemen we dit stollen. Als een vaste stof in een vloeistof verandert, dan noemen we dit smelten. Water stolt als we het afkoelen onder de 0 °C en smelt als we het verwarmen boven de 0 °C. We noemen 0 °C daarom het smeltpunt of het stolpunt van water.
Smelten en stollen
Een goed voorbeeld van deze twee faseovergangen vind je in een kaars. Als je een kaars aansteekt, wordt het kaarsvet heet en smelt het. Als dit kaarsvet over de rand van de kaars druipt, wordt het heel snel weer vast. Dan stolt het.
Water kan, net als veel andere stoffen, voorkomen in drie fasen: als vaste stof, als vloeistof en als gas.
[erga] overgaan van een vloeibare naar een vaste toestand.
Als een vloeistof in een vaste stof verandert, dan noemen we dit stollen (het stollen van water noemen we ook wel bevriezen).
coaguleren (ww) : klonteren, stollen, stremmen. stremmen (ww) : klonteren, stollen.
Tijdens de eerste fase van de stolling trekt het bloedvat samen en komen er in het lichaam stoffen vrij waardoor de bloedplaatjes aan de vaatwand en aan elkaar kleven. Er ontstaat een prop van bloedplaatjes, die ervoor zorgt dat er een klein korstje wordt aangemaakt waardoor de bloeding stopt.
Als een vloeistof vast wordt bij een temperatuur van nul graden of lager noem je dat bevriezen.Als hetzelfde gebeurt bij een hogere temperatuur gebruik je het woord stollen.
"Mist is een laagzwevende wolk die bestaat uit zwevende waterdruppels. Daardoor verkeert het dus echt in een vloeibare fase," staat op Examenklacht.nl te lezen.
"Mist is een vloeistof in een gas, dus verkeert het in een gasvormige fase."
dat kan zeker. Het omgekeerde proces ken je waarschijnlijk wel: waterdamp die sublimeert naar vaste fase. Wanneer het heel erg koud is, ontstaan er op het raam buiten soms ijskristallen. Die zijn afkomstig van gasvormig water dat vast wordt tegen het koude raam.
stollen (bevriezen): van vloeibaar naar vast. verdampen: van vloeibaar naar gasvormig.
Er zijn 6 faseovergangen: smelten, stollen, verdampen, condenseren, sublimeren en desublimeren.
Desublimeren is het omgekeerde (bv. wit gras in de winter zonder dat het gesneeuwd heeft).
Het Nederlandse kraanwater behoort tot de beste ter wereld. Je kunt jezelf dus een hoop geld besparen door kraanwater te drinken. Voor 1 euro kun je het hele jaar water drinken, als je uitgaat van 1,5 liter per persoon per dag.
Volgens een internationaal onderzoek uit 2022 (Engelstalig) heeft Finland het beste kraanwater. Nummers 2 en 3 zijn IJsland en… Nederland.
In het Nederlandse drinkwater kunnen deeltjes PFAS voorkomen. Dit is met name het geval in drinkwater gemaakt van rivierwater, blijkt uit onderzoek van RIVM. Van een groot aantal PFAS is bekend dat ze schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Het drinken van kraanwater blijft veilig, aldus het RIVM.
Als de temperatuur boven de 42 graden komt, gaan deze eiwitten stollen. Bij volwassenen duurt het heel wat uur voordat je hele lichaam 42 graden is.
Voor een goede stolling zijn bloedplaatjes (thrombocyten) en stollingseiwitten (stollingsfactoren nodig). De bloedplaatjes worden door het beenmerg gemaakt en de stollingseiwitten door de lever.
Zuivere stoffen hebben een smeltpunt (=stolpunt) en kookpunt. Dit betekent dat de temperatuur tijdens het smelten, stollen of koken niet verandert. Mengsels hebben een smelttraject (=stoltraject) en kooktraject.De temperatuur neemt dan tijdens het stollen en smelten langzaam af.
Woorden noemen we synoniem als ze (ongeveer) hetzelfde betekenen. Een synoniem noemen we ook wel evenwoord.
Een synoniem of evenwoord van een bepaald woord in een taal is een ander woord in dezelfde taal met min of meer dezelfde betekenis. Dit verschijnsel wordt synonymie genoemd.
Stollingsgesteente is gesteente dat is ontstaan door stolling van magma (onder het aardoppervlak) of lava (aan het aardoppervlak). In het eerste geval spreekt men van dieptegesteente of magmatisch gesteente, in het laatste geval van uitvloeiingsgesteente of extrusief gesteente.